De god van kleine dingen
Arundhati Roy
Arundhati Roy (Auteur), Tjadine Stheeman (Vertaler), Lidwien Biekmann (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : ROY |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2017 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7674 |
Marnix Verplancke
i /un/14 j
In Delhi wordt een jongen geboren. Of is het een meisje? Wanneer de kersverse moeder het hulpeloze wezentje van dichtbij bekijkt, blijkt het immers onderaan de balzak een klein spleetje te hebben. Aftab is een hijra, een transgender die in de Indiase maatschappij ergens tussen hoer en madonna in zit.
Naarmate hij ouder wordt, voelt Aftab zich meer tot zijn lotgenoten aangetrokken. Hij ontdekt dat velen onder hen samenwonen in het Khwabgah, het Huis der Dromen, en ook hij neemt daar uiteindelijk zijn intrek. Hij laat zich ombouwen tot vrouw, neemt de naam Anjum aan en wordt het uithangbord van zijn soort en generatie.
Anjum komt op tv en staat in alle bladen, maar ze zal ook altijd een verschoppeling blijven. 'Weet je waarom God hijra's heeft geschapen?' vraagt haar vriendin Nimmo. 'Het was een experiment. Hij besloot iets te maken, een levend wezen dat niet in staat is tot geluk. En dus maakte hij ons.'
Herkenbaar vreemde wereld
Twintig jaar geleden won Arundhati Roy de Booker Prize met De god van kleine dingen. Een groot talent had het licht gezien, hoorde je overal, want niet alleen bleek haar roman een pakkend familie- en liefdesverhaal te zijn, Roy schreef ook nog eens met een natuurlijke, twinkelierende flair die zelfs de grootste Stoffel van zijn á propos bracht.
Wanneer komt die tweede roman, was dan ook de grote vraag. Roy gooide zich echter op de non-fictie. Met haar essays en politieke schotschriften waarin ze het opnam tegen de statische en van corruptie vergeven Indiase maatschappij haalde ze regelmatig de wereldpers. Maar geen roman dus.
Tot vandaag, want Roys tweede is een feit. Het ministerie van Opperst Geluk is een ander boek geworden dan haar debuut. Twintig jaar politiek hebben er hun stempel op gedrukt, maar qua stijl doet het er absoluut niet voor onder. Wat kan die vrouw schrijven, denk je wanneer ze je nog maar eens bij de hand neemt en binnen voert in de herkenbaar vreemde wereld die India uiteindelijk toch altijd voor ons blijft.
Wanneer Anjum onenigheid krijgt in het Khwabgah gaat ze op de begraafplaats tussen de geesten van haar voorouders wonen. Ze bouwt een kamer, daarnaast nog een en voor ze het zelf goed en wel beseft, heeft ze haar eigen kleine gemeenschap: Jannat. Backpackers komen bij haar logeren, een ontsnapte laboratoriumhond uit wiens lijf een wirwar van doorzichtige plastic buisjes bungelt, blijft ook bij haar plakken en zelfs wanneer een wit paard opduikt dat Saddam Hoessein op zijn rug draagt, kijkt Anjum niet verbaasd op. Het blijkt een Onaantastbare te zijn, vol bewondering voor de cool waarmee Saddam een paar ogenblikken voor zijn dood zijn beul in de ogen keek.
Roys roman neemt een andere wending wanneer Anjum en Saddam een 18de-eeuws astronomisch observatorium bezoeken, een plaats waar alle ontevredenen en demonstranten hun grieven uiten tegen India. Anjum vindt er een kind dat ze bij schermutselingen weer uit het oog verliest en dat even later afgeleverd wordt bij een andere vrouw: Tilo, een voormalige architecte die door de liefde betrokken raakte in de opstand van de Kasjmiri's tegen de Indiase overheersers.
Miss Jeleen II, zoals dat kleine vondelingetje genoemd zal worden, brengt niet alleen Anjum en Tilo samen, als een Indiase messias zal ze van Jannat een plaats maken waar de hoop op een ander India tot bloei kan komen.
De voorbije decennia heeft Roy zich vooral uitgesproken tegen het opkomende hindoenationalisme en de gewelddadige onderdrukking van iedere oppositie in Kasjmir. Die bezorgdheden zitten diep in haar roman en leiden vaak tot cynische passages. Wanneer Tilo bijvoorbeeld hoort dat men het moederinstinct van kippen wegsnijdt om ze meer eieren te laten leggen, merkt ze op dat de Indiase overheid dit misschien ook kan doen met de Moeders van de Vermiste Kasjmiri die dagelijks de straat op gaan om te demonstreren. 'Nu zijn dat toch maar inefficiënte en onproductieve elementen', zegt ze.
Versplinterd verhaal
Bijzonder wrang wordt Roy wanneer ze beschrijft hoe iemand over een leeg pak Mango Frooti (Fresh 'n' Juicy) rijdt, dit een enorme knal geeft, de Indiase soldaten in hun bunker denken dat het een bom is en daarop in het wildeweg op een voorbijkomende begrafenisstoet beginnen te schieten. 'Wiens schuld was dit?'vraagt Roy bitter. 'Het was niemands schuld. Dit was Kasjmir. Het was de schuld van Kasjmir.'
Door al deze wreedheid en het verdriet dat ermee gepaard gaat kon Het ministerie van Opperst Geluk niet anders worden dan een versplinterd verhaal. Roy wisselt grif van stijl en genre en breekt haar vloeiende vertelling regelmatig af. Er volgt dan bijvoorbeeld een pagina's lange jeremiade van Tilo's dementerende moeder, vol haat en teleurstelling.
Dit is geen net en onschuldig romannetje, begin je steeds meer te beseffen, want India is ook geen net en onschuldig land. En dat doet wat met een mens, toont Roy. Dat maakt dat hij verlangt naar vroeger, toen de wereld nog wel net en onschuldig leek.
'Tilo vroeg zich af hoe je bepaalde dingen kunt ontweten,' schrijft ze, 'bepaalde dingen die ze wist maar niet wilde weten.'
Kathy Mathys
i /un/23 j
Arundhati Roy wilde iedereen een podium geven in haar tweede roman, Het ministerie van Opperst Geluk. Van de hijra's - mannen die voor vrouw aanzien willen worden - tot de bedelaars, de hongerstakers en de vluchtelingen. Anjum, een hermafrodiet die door de ouders als jongen wordt opgevoed, opent een pension op een begraafplaats en noemt het 'de plek van de vallende mensen'. In de ogen van de machthebbers bestaan deze mensen niet. Roy laat haar licht op ze schijnen in een roman die - dat kan haast niet anders - veelkleurig, episch en chaotisch uitpakt.
Ze klinkt soms spottend en bitter, soms verontwaardigd en soms hoopvol over het land waaraan ze haar hart heeft verpand. Als lezer besef je hoe weinig je weet over India, hoe complex het kaartenspel is dat er wordt gespeeld, zelfs voor de betrokkenen. Zo getuigt een lid van de inlichtingendienst over 'de negen versies van de “ware” islam die elkaar in Kasjmir de tent uitvechten'.
Arundhati Roy streeft naar volledigheid en niet naar helderheid. Af en toe legt ze de klemtoon te veel op de politieke complexiteit en te weinig op de personages en het verhaal. Wel schittert op elke bladzijde Roys taal. Haar portret van Delhi, het echte hoofdpersonage, is intens.
Vertaald door Tjadine Stheeman en Lidwien Biekmann, Prometheus, 422 blz., 19,99 € (e-boek 11,99 €). Oorspronkelijke titel: 'The ministry of Utmost Happiness'
Jan Stevens
i /un/14 j
De verwachtingen voor deze tweede roman van Arundhati Roy waren hooggespannen. Niet verwonderlijk als je debuut met de Booker bekroond is en je er vervolgens twintig jaar lang het literaire zwijgen toe doet. Niet dat Roy sindsdien geen letter meer op papier gezet had: ze ontpopte zich tot een hyperactieve Indiase activiste, schreef vlammende essays en kritische non-fictie en draaide geëngageerde documentaires. Ze richtte haar pijlen daarbij op zowat alles wat volgens haar misgaat in India en de rest van de wereld. Zo kloeg ze het kastenstelsel aan, trok ze van leer tegen de corruptie in de Indiase politiek, kantte ze zich tegen het hindoenationalisme, ontpopte ze zich tot antiglobaliste, bekritiseerde ze de staat Israël en de rol van de VS in Afghanistan, voerde ze actie tegen de kap van het regenwoud en voor de onafhankelijkheid van Kasjmir. Herhaaldelijk joeg ze de Indiase publieke opinie tegen zich in het harnas.
Ook in Het ministerie van Opperst Geluk blijft Roy niet rond één groot verhaal cirkelen, maar serveert ze kunstig vervlochten verhalen met talloze kleurrijke mensen van vlees en bloed. Ze neemt je mee op een vaak overweldigende, soms denderende en heel af en toe slabakkende rit van de stinkende smalle straatjes en de glanzende nieuwe shopping malls van het oude Delhi naar de eeuwige sneeuw op de bergtoppen van Kasjmir.
In Roys India lijken de burgers graag hun kop in het zand te steken en te geloven dat hun land op weg is een paradijs op aarde te worden. ‘Je hoeft niet meer de grens over om te shoppen’, laat ze een personage zeggen. ‘Nu kun je ook hier buitenlandse spullen krijgen. Eigenlijk is Bombay ons New York, Delhi ons Washington en Kasjmir ons Zwitserland. Het is echt, zeg maar, saala fantastisch, yaar .’ Op die collectieve illusie dropt Roy met haar soms duizelingwekkende roman een literaire splinterbom van formaat.
De centrale tragische figuur is transgender Anjum, die niet van het ‘transzwamgedoe’ moet weten, maar zichzelf koppig als hijra blijft aanduiden. Rond haar cirkelen andere door het leven getekende kinderen, mannen, vrouwen en transgenders. Ook voor Saddam Hoessein heeft Roy een glansrol weggelegd, als reiniger en opensnijder van lijken in het mortuarium van Delhi. De tot de hogere kasten behorende hindoeartsen die de autopsies uitvoeren, raken liefst geen lijken aan: dat vuile werk laten ze aan paria’s als ‘Saddam’.
De religieuze oorlog tussen hindoes en moslims die India en Pakistan al jaren teistert, woedt elke dag verder in het hoofd van Roys personages. Ze worstelen ook met de gevolgen van de vuile onafhankelijkheidsoorlog in Kasjmir en van het door de kastenmaatschappij aangevuurde racistische geweld in de rest van India.
Soms neemt de activiste het van de schrijfster over en dat komt Roys stijl niet altijd ten goede. Het wordt zelfs even gênant ‘grappig’, wanneer in Kasjmir de ‘grafzerken als melktandjes uit de grond’ beginnen te groeien.
****
Prometheus (oorspronkelijke titel: The Ministry of Utmost Happiness), 424 blz., € 19,99.
Hella Kuipers
Twee verhaallijnen komen samen in deze caleidoscopische geschiedenis van India en Kasjmir vanaf 1975. Anjum is een hijra (vrouw in mannenlichaam) die na een bestaan als prostituee haar bestemming vindt op een begraafplaats in Old Delhi, waar ze een paradijselijk gastenverblijf sticht voor uitgestotenen. S. Tillottama's leven is nauw verweven met dat van haar drie studievrienden: een geheim agent, een progressieve journalist en haar geliefde, de Kasjmirse vrijheidsstrijder Musa. Samen met een baby vindt zij onderdak bij Anjum. Deze persoonlijke verhalen raken ondergesneeuwd door fragmenten van andere verhalen, van slachtoffers van opstanden en geweld, dat onverbloemd wordt beschreven. De veelheid aan persoons- en plaatsnamen is overweldigend. Tegelijk geeft dit goed weer hoe persoonlijke levens vermorzeld worden door politieke conflicten en milieurampen. Dat een van de weinige oases op een begraafplaats te vinden is, is symbolisch. Een belangrijk, ontroerend, vaak schitterend geschreven maar veeleisend boek dat licht werpt op conflicten waar men in Nederland nauwelijks weet van heeft. Roy (1961), woonachtig in New Delhi, schreef twintig jaar na haar debuut ‘De God van kleine dingen’, waarvoor zij in 1997 de Booker Prize kreeg, weer een weergaloze roman.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.