De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
Peter Verhelst (Auteur), Stefan Hertmans (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VERH |
Jeroen Dera
ru/eb/10 f
Zou iemand twintig jaar geleden hebben gedacht dat Peter Verhelst begin 2017 zijn dertigjarig dichterschap zou vieren met een jubileumbundel? In 1997 nog ondertekende hij een tekst in het literaire tijdschrift De Revisor met een doorgehaalde naam, met als toevoeging '*1987- † 1997'. De dichter Verhelst was blijkbaar dood. Toen in 2003 de bundel Alaska verscheen, leek dat geen reïncarnatie, maar enkel een laatste stuiptrekking. De bundel eindigde namelijk met een citaat van Robert Falcon Scott, wiens expedities naar Antarctica Verhelst mateloos fascineren: 'Het is jammer, maar ik geloof dat ik niet meer verder kan schrijven. Mijn laatste woorden. In godsnaam - zorg voor onze nabestaanden.'
Of hij nu dood is geweest of niet: inmiddels leeft de dichter Verhelst als nooit tevoren. In de eerste plaats blijkt dat heel duidelijk uit de onderscheidingen die hij de afgelopen jaren ontving. Voor liefst drie van zijn laatste vier bundels - Nieuwe sterrenbeelden (2008), Wij totale vlam (2014) en Zing zing (2016) - viel hem de Herman de Coninckprijs ten deel, hetgeen een unicum mag heten. Maar ook de compositie van de jubileumbundel Koor, met daarin een hoogstpersoonlijke selectie uit het omvangrijke poëtische oeuvre, verraadt dat Verhelst zijn dichterschap niet langer aan de wilgen wil hangen. In Koor is de voor Verhelst typische destructiethematiek volop aanwezig, maar de openingsregel legt de klemtoon op behoud en conservering: 'Zolang we niet vergeten, gaat niets verloren.' Ook het gedicht waarmee de verzameling afsluit, suggereert (melancholisch, dat wel) dat het lyrisch ik nog niet aan vernietiging toe is: 'Als jij het bent die ik zal missen,/ laat mij dan blijven/ de herinnering aan wat nooit zal zijn.'
Zelfreflectie
Dat Verhelst de keuze uit zijn werk laat beginnen en eindigen met een reflectie op herinnering, getuigt ervan dat Koor geen doorsnee verzamelbundel is. Het is ook bij uitstek een (zelf)reflexief werk, waarin de dichter zijn oeuvre kritisch tegen het licht houdt. Afgaand op de selecties die Verhelst heeft gemaakt, lijkt het erop dat hij zijn periode vanaf Nieuwe sterrenbeelden het meest representatief voor zijn poëzie vindt. Uit de genoemde bundel nam hij liefst 33 gedichten op, meer dan een kwart van het totaal van 119 keuzes. Bovendien beslaat bijna 65 procent van de verzamelbundel werk uit Verhelsts laatste vier bundels, terwijl het debuut Obsidiaan (1987) het met twee gedichten moet doen en de opvolger OTTO (1989) met slechts één selectie vertegenwoordigd is. Zijn vroegere poëzie heeft Verhelst klaarblijkelijk nog weinig te zeggen, althans niet in combinatie met zijn werk uit het afgelopen decennium. Voor jonge verzamelaars is dat wellicht jammer, want antiquarisch zijn de bundels uit de jaren tachtig en negentig zeer moeilijk te verkrijgen.
Slaperige ogen
Illustratief voor het reflexieve karakter van Koor is ook Verhelsts besluit om veel van de opgenomen gedichten te herzien. Meestal gaat het om lichte ingrepen, zoals het schrappen van bijvoeglijke naamwoorden of variaties in de regellengte. Zelfs de poëzie uit het heel recente Zing zing kan hier en daar op een metamorfose rekenen. In het gedicht 'Zwijg', dat in de oorspronkelijke bundel titelloos is, gaat het bijvoorbeeld over 'ongelofelijk slaperige ogen', waar het een jaar geleden nog simpelweg 'slaperige ogen' betrof. Verhelst heeft echter ook de ingrijpende herschrijving niet geschuwd. Het meest extreem behandelt hij zijn bundel Verhemelte (1996), een meerstemmige en hoogst complexe 'Toren van Babel' waarmee de dichter zijn interpreten voor vele hoofdbrekens heeft gesteld. In Koor reduceert Verhelst die bundel tot een cyclus van acht gedichten, waarin nog maar een fractie overblijft van het uitzaaiende en zich voortdurend vertakkende weefsel dat Verhemelte in eerste instantie was. Wie beide varianten met elkaar vergelijkt, ziet hoe geraffineerd de dichter met zijn literaire erfenis omgaat. Het zevende Verhemelte-gedicht in Koor opent hij bijvoorbeeld met de woorden 'Dit is het hotel van de lachwekkende verhaallijn, ingehuurde dragers van willekeur', terwijl die in de oorspronkelijke bundel éérder voorkomen dan de regels uit het zesde gedicht. Dat Verhelst juist de plaats van de 'lachwekkende verhaallijn' verandert, spreekt boekdelen. Hij speelt het spel van de literaire herinnering op het scherpst van de snede: de presentatie van zijn oeuvre is een vorm van vereeuwiging, maar óók een daad van vernietiging.
Een monument
Die destructie treft zelfs de praktijk van het bloemlezen zelf. Zo neemt Verhelst een loopje met de bronvermelding door in de Verhemelte-cyclus een gedicht op te nemen dat helemaal niet uit die bundel afkomstig is (het achtste). Alleen al door deze bijzondere omgang met zijn poëtische erfenis, die hij overigens principieel niet chronologisch presenteert, is Koor een monument, zowel in het oeuvre van Verhelst als in de poëziegeschiedenis. In deze bundel zingen vele stemmen tegelijk: de geselecteerde gedichten uit de afgelopen dertig jaar, natuurlijk, maar vooral ook de vroegere stemmen van de dichter die met de hedendaagse tenor een boeiend ensemble aangaan. Het is te hopen dat de dirigent ze nog lang in het gareel houdt.
De Bezige Bij, 144 blz., 21,99 €.
Roderik Six
ru/eb/08 f
Geen verzameld werk om het dertigjarige schrijverschap van Peter Verhelst te vieren. Uit die veelheid van zijn bundels en gelegenheidsgedichten distilleerde Verhelst 120 gedichten, elk met de bedwelmende kracht van een fles absint. Er is al veel inkt gevloeid over het rebelse, postmoderne karakter van Verhelsts poëzie – ook Stefan Hertmans raakt het in zijn nawoord even aan – maar hier samengebracht, losgeplukt uit hun bundels, valt vooral de tijdloosheid van Verhelsts poëzie op: net als de gedichten van Claus en Nolens ontsnappen ze aan elke traditie. Of hebben ze net de canon ontwricht en verse bronnen aangeboord? Het is maar hoe je het bekijkt.
Maar kijken zul je. Geen zintuiglijker poëzie dan die van Verhelst. Hij plukt je ogen uit hun kassen en dwingt je naar het kleinste detail te kijken tot je doordrongen bent van de schoonheid die zich in elk hoekje, in elke huidplooi, in elke klodder openbaart. Wonderlijk erotiserend ook, al die taal die je brein betast. Voor één keer is gulzigheid geen zonde.
*****
De Bezige Bij, 144 blz., € 21,99.
G. Boomsma
Alleen al de titels van de seriegedichten in deze bloemlezing geven een representatief beeld van Verhelsts poëzie. In de titelreeks noemt hij de namen van verwante schrijvers die op het snijvlak van moderne mystiek en sm-seksualiteit een spel met de dood (het ultieme verdwijnen) spelen. Als de dichter het over de hemel heeft, is de hel altijd dichtbij. Op zoek naar het licht kan een zonsverduistering optreden. En in zes 'Blijf'-gedichten exploreert hij de onduidelijke ruimte tussen verschijnen en verdwijnen: 'Op wie wil jij lijken als ze je vinden?' Provocerend en altijd vanuit hoofd en hart: 'Ik had gewild dat ik niet meer bezocht werd / door het denken'. In het wat hoogdravende nawoord gaat Stefan Hertmans niet alleen in op de muziek in Verhelsts poëzie, van Nick Cave tot David Bowie, ook de rol van de oude mythen komt aan bod. Speels-erotische poëzie met een sadomasochistische ondertoon die graag citeert uit andere kunsten. Aanstekelijke en soms opzwepende gedichten, die soms een belezen lezer nodig hebben.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.