Radetzkymars
Joseph Roth
Joseph Roth (Auteur), Bart Van Loo (Inleider), Joep Bertrams (Illustrator), Ilse Josepha Lazaroms (Nawoord), Els Snick (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Bas Lubberhuizen, © 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : ROTH |
Dirk Leyman
i /un/07 j
Al een flinke poos heeft Duitse literatuur het moeilijker om tot onze contreien door te dringen. Toch mogen we de herontdekking van Hans Fallada, auteur van het magistrale Alleen in Berlijn, samen met die van Joseph Roth, uitroepen tot dé literaire godsgeschenken van het laatste decennium.
De Roth-revival is voor een deel toe te schrijven aan de zelotenijver van gepassioneerd vertaalster Els Snick. Nadat Atlas Contact het hele oeuvre van Roth onder redactie van Elly Schippers in vertaling uitbracht, wierp Snick zich op het nog redelijk onontgonnen journalistieke en reportagewerk van het schrijvende drankorgel. Met succes. Want intussen zijn we toe aan de vierde bundeling Roth-teksten bij uitgever Bas Lubberhuizen.
In het land van de eeuwige zomer verzamelt zij reportages en schetsen over Frankrijk, het land waaraan de tragische zwerfkat vanaf zijn eerste bezoek in mei 1925 zijn hart verpandde. Hij vond er een soort paradijs 'aan de andere kant van de schutting', een 'plek van de eeuwige nostalgie'. Parijs verrukte hem en wakkerde zijn door de Eerste Wereldoorlog zwaar op de proef gestelde joie de vivre weer aan. Parijs betekende "vrijheid, geestelijkheid, in de edelste zin van het woord en sublieme, van ironie doortrokken pathos", aldus Roth. "Iedere willekeurige taxichauffeur is geestiger dan al onze schrijvers bij elkaar."
Maar uiteindelijk zou Roth in deplorabele omstandigheden op 27 mei 1939 in een Parijs armenhospitaal sterven, volledig verteerd door de alcohol.
Aan de zijlijn
De schonkig ogende hotelmens Roth, met zijn indrukwekkende oeuvre waarin de werdegang van een vermolmd Europa doorzindert, kon met een paar pennenstreken onnavolgbare personages neerzetten. "Een schrijver die als je zijn handen zou amputeren, desnoods de inkt uit zijn poriën zou laten gutsen", zo typeerde Erwin Mortier hem ooit treffend.
Steeds weer drapeerde Roth een aura van droefenis, mededogen, ironie en zelfs sentiment over romans als Radetzkymars of Hotel Savoy. In zijn journalistiek werk legde hij enigszins andere accenten. Daar is hij vaker de alerte, afstandelijke observator. Geen participerende of onderzoeksjournalistiek voor Roth. Liever de man aan de zijlijn die niets ontgaat, 'de waarnemer van zijn epoche'.
"Ik werd op een dag journalist uit wanhoop over het volslagen onvermogen van alle beroepen mij te bevredigen", zo opent zijn klassieke tekst De witte steden uit 1925. "Nooit vatte ik liefde op voor iets. Sinds ik kan denken, denk ik harteloos. Als kind voerde ik spinnen met vliegen."
Toch is zijn lofzang op de witte Franse steden, zoals Marseille, Nice en Lyon, allesbehalve koel. Hij plaatst hen in frivool contrast met de grauwe steden uit het Oostenrijk-Hongarije van zijn jeugd. De ene keer bezingt hij de wasvrouwen bij de Rhône in Lyon, dan weer noemt hij Vienne "een stad in haar volle schoonheid gestorven, en daarin lijkt ze werkelijk op een afgezette godin". Avignon is volgens Roth "de witste stad ter wereld. Ze heeft geen bos nodig. Ze is een stenen tuin vol stenen bloemen." Hij bezingt er ook de elegantie van de meisjes 'op kwieke benen'.
Bij zijn passages door Les Baux, Nîmes, Arles ("Ook een witte stad, maar met het witte zilver van de ouderdom") en het kosmopolitische Marseille weeft hij als een volleerd reisgidsauteur soepel talloze wetenswaardigheden in. Steeds weer pulkt Roth details uit het raamwerk van de grotere geschiedenis. Zeer sporadisch overschreeuwt hij zichzelf in enthousiasme. Geestig zijn de typeringen van het wufte Nice van weleer: "Nice ziet eruit alsof het gesticht is door schrijvers van gezelschapsromans, en hun personages er wonen. (...) Deze mensen kunnen niet door God geschapen zijn. Ze zijn niet van gewone aarde gemaakt, maar van mondain papierstof."
Aan de Normandische westkust bezoekt hij ook Deauville, waar hij met scherts het onbezonnen luxevertier hekelt.
Sufgedronken en uitgewoond
Er zijn ook bedruktere stukken, waarin de oorlogsdreiging de kop opsteekt of de Eerste Wereldoorlog nog zijn naweeën laat voelen. Dan schommelt het gemoed van zenuwpees Roth. Hij was toen al niet meer de sterreporter van de Frankfurter Zeitung en moest in een ijltempo schrijven om te overleven.
Nadat in 1933 Hitler aan de macht was gekomen, plooit hij zich steeds meer terug op Parijs en worden zijn omzwervingen beperkter. Duitsland mag hij immers ook niet meer in. In Parijs schrijft hij niettemin over het lijfelijke genot van het nachtleven, een optreden van fakir Tahri Bey of over zijn favoriete biotoop, 'de bistro na middernacht'.
In het laatste artikel uit de bundel, tweeënhalve maand voor zijn dood, vraagt Roth zich af waartoe al dat rondhossen heeft geleid. Want: "Wie koppig blijft zitten, ziet veel. En wie ergens aankomt en weer vertrekt: wat kan hij nou gezien hebben?", klinkt het in Op een straathoek. Roth wordt een immobiele reiziger, sufgedronken en uitgewoond.
Dit boek is niet alleen een must voor het uitstervende ras der francofielen (hoewel, je weet maar nooit met Emmanuel Macron). Elke liefhebber van snedige journalistiek met een panoramische blik kan zich eraan laven en iedere hedendaagse reisschrijver plukt er wel een trucje uit. Altijd weer stuit je op achteloze stilistische hoogstandjes van Roth, pientere observaties met een facettenoog.
Eén smet kleeft er wel op deze uitgave, keurig in- en uitgeleid door Bart Van Loo en Ilse Josepha Lazaroms: de tekeningen van Joep Bertrams. Die passen als een tang op een varken bij Roths teksten.
Peter Jacobs
2/ei/26 m
Schrijvende mensen moeten op hun talent en hun stijl beoordeeld worden, niet op hun karakter en daden. Ergens in zijn reisverhaal over Avignon poneert Joseph Roth (1894-1939) die stelling. Ze geldt ook voor hem. Hij is met brio geslaagd; ook als reisschrijver heeft hij het talent en de stijl die hem op het niveau van de allergrootsten tillen. In haar derde bloemlezing uit het journalistieke werk van de joods-Oostenrijkse schrijver, In het land van de eeuwige zomer, verzamelt vertaalster Els Snick onder meer 'De witte steden', zijn exquise reisverhalen van 1925 over Zuid-Frankrijk. Die dragen nog het stempel van de eerste kennismaking.
Joseph Roth is een scherp observator, die van een afstand naar landschappen, gebouwen en mensen kijkt, die zelden iemand aanspreekt. Hij is geen deelnemer; hij laat het liefst zijn indrukken bezinken en rijpen met de informatie die hij ongetwijfeld eerst opgezocht heeft. Hij puurt er vervolgens de juiste woorden, de rake formuleringen uit. Over de ruïnes van Les Baux-de-Provence: 'Het is steen die weer steen wordt'. Over de wereldhaven Marseille: 'Iedereen draagt zijn vaderland aan zijn schoenzolen mee'. Over het mondaine Nice: 'Hier is het noodlot alleen maar luxueus' of 'Geen enkel uniform is eentoniger dan dat van het geld: elke avond een smoking, elke dag een zwembroek'.
Niet alleen ik
De reis gaat langs de Rhône naar de Provence en de kust. De textielarbeiders en de wasvrouwen van Lyon, de stilte en de doodsheid van Vienne, ooit een Romeinse grootstad, Tournon, verstrikt in de middeleeuwen, de smeltkroes Avignon, de verwerpelijke stierengevechten van Nîmes, Arles voor het een Van Gogh-kermis werd, de wereld in Marseille ... - Roth schrijft er gevat over maar ook diepzinnig, eigenzinnig bovenal, zelfs al gaat het over het voor de hand liggende, het 'toeristische' dat vandaag nog overleeft. Roth betrekt het verleden steeds op het heden, geeft architectuur betekenis en leven, plaatst kanttekeningen bij tradities. Kortom, hij maakt van elke reisreportage meer dan een verslag: een verrijkende leeservaring.
Roth is zuinig met zichzelf. Hij vermijdt waar mogelijk het 'ik-ik-ikperspectief' dat in hedendaagse reisverhalen zo en vogue is. Hij geniet, maar met mate, en betoont inzicht. Hij zoekt hoog en laag op. Hij is empathisch, soms enthousiast, weleens overenthousiast in zijn bewondering voor Frankrijk.
Op al die manieren is het eerste deel van In het land van de eeuwige zomer het perfecte voorbeeld voor aspirant-reisverhalenschrijvers.
Oorlog en Hitler
Maar er is meer. Merkwaardig is hoe Roth hier en daar subtiel de lange schaduw van de Eerste Wereldoorlog oproept, en zelfs in zijn paradijselijke Zuid-Franse bestemmingen contrasten zoekt met de chaos en de donkerte die nog in Duitsland heerst. In zijn reportages over Saint-Quentin en Péronne in Noord-Frankrijk komt hij het dichtst bij het recente verleden. Hij leeft zich in, ook al zet Thomas Cook in die tijd al de toon met slagveld- en loopgraafrondritten in luxecars. 'Wie de oorlog niet heeft meegemaakt, denkt misschien dat dit vrede is.'
Roths horizon vernauwt mettertijd tot Parijs, en Deauville (Parijs-aan-Zee), maar ook dan schrijft hij nog zeer evocatieve vignetten over het mondaine en het ordinaire stadsleven. Op het einde van de bundel is er onvermijdelijk Adolf Hitler, die zijn schaduw vooruitwerpt. Het laatste stuk, uit 1939, heeft de veelzeggende titel 'Op een straathoek' - Roths wereld is een bistro op een Parijse straathoek geworden, maar hij haalt er het meeste uit. Dat jaar nog, voor de oorlog begon, overleed hij in Parijs aan complicaties vanwege zijn drankprobleem. Hij rust op de begraafplaats in Thiais aan de rand van de stad, daar waar de N7, de legendarische route des vacances, naar de Provence en de Côte d'Azur leidt.
Nog een citaat, one for the road, om de rijkdom van deze bundel te bewijzen: 'De hoogste graad van assimilatie: een mens moet precies zo vreemd blijven als hij is om zich thuis te kunnen voelen' - het is Roths ideale multiculturele wereld, en passant samengevat. Wie van la douce France met een bittertje houdt, zal weg zijn van In het land van de eeuwige zomer. Alleen de harde tekeningen van Joep Bertrams, die op zich wel erg sterk zijn, vallen wat uit de toon - perfecte illustraties waren enkele Frankrijkfoto's van Michiel Hendryckx geweest.
Vertaald door Els Snick, ingeleid door Bart Van Loo, geïllustreerd door Joep Bertrams, Bas Lubberhuizen, 240 blz., 19,99 €.
Matthieu Kockelkoren
De in Oekraïne geboren joods-Oostenrijkse schrijver Joseph Roth (1894-1939) was naast een geniaal romancier ook een rusteloze chroniqueur van het koortsachtige tijdsgewricht waarin hij rondzwierf. In deze mooi uitgegeven bundel (met tekeningen van Joep Bertrams) werden de stukken bijeengebracht die hij in opdracht van 'Das Illustrierte Blatt' en de 'Frankfurter Zeitung' schreef in en over Frankrijk. Vertrokken uit het grauwe Berlijn waar alles nog aan de oorlog herinnert, doet hij op lyrische wijze verslag van de zonovergoten, witte steden in de Provence en beschrijft hij Parijse tafereeltjes uit de jaren twintig op vaak ironische en steeds stylistisch schitterende wijze. De bundel, voorzien van zowel een voor- als nawoord, werd door samenstelster Els Snick uitstekend vertaald.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.