Tijdens een nachtelijke kroegentocht van de hoofdpersoon in een Vlaamse stad dringt het bericht door dat op Schiphol een terroristische aanslag is gepleegd.
Wanneer wordt aangekondigd dat Christus op 21 juli, in volle komkommertijd, Brussel zal bezoeken, ondergaat de Belgische hoofdstad een metamorfose. De gevels worden opgeknapt, bloembakken geplaatst en de criminaliteitscijfers duiken plotsklaps naar het nulpunt. Terwijl de beleidsmensen bakkeleien over wie een persoonlijk onderhoud met de profeet verdient en discussiëren over de route waarlangs Jezus lopen moet, krijgt de stad almaar een meer menselijker gelaat met oog voor de dakloze, de illegaal, de dronkaard en de armoe-oogster. De metro ruikt niet langer naar pis, de hoop is onder het volk. En dan breekt de grote dag zelf aan.
Nadat zij tijdens haar puberteit traumatische gebeurtenissen met twee jongens heeft meegemaakt, keert een jonge vrouw jaren later terug naar haar geboortedorp met een plan voor een soort wraak en een blok ijs in de achterbak van haar auto.
Remi, voorbestemd om in de Westhoek zijn vader als boer op te volgen, wordt achtervolgd door ontembare dromen en stemmen. De verhalen van zijn nonkel over de eerste wereldoorlog, een zwarte soldaat en een geest maken diepe indruk op hem. Hij wil andere horizonten opzoeken, treedt in bij de jezuïeten en volgt zijn hart naar Congo, waar hij door het Yaka-volk wordt beschouwd als revenant, een reïncarnatie van hun vroegere chef. Een mensengenezer.
Alphonse is met zijn geliefde Kat verhuisd naar de Vlaamse Westhoek. Ver weg van het drukke Brussel en het wisselvallige muzikantenbestaan is hij gelukkig met zijn eenmansklusjesbedrijf. Zijn klanten zijn lovend over zijn werk, en nog meer onder de indruk van hemzelf. Alphonse verspreidt rust, mensen stellen zich open voor hem, hebben zo sterk de behoefte aan zijn adviezen dat ze hem gaan opeisen. Alphonse is zich bewust van zijn charisma, maar wil goeroe noch Jezus zijn.
Een man vertelt tegen het eind van zijn leven aan zijn achterkleinzoon zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog toen hij hulpagent en dichter was in het door de Duitsers bezette Antwerpen.
Om zich alsnog te kunnen verzoenen met zijn leven, verlaat Désiré Cordier het pad zoals dat richting graf voor hem was uitgestippeld.Zijn gevoel van eigenwaarde, dat door zijn huwelijk was aangetast, wint hij terug als hij op een heuglijke dag, gezond en wel, in een tehuis voor seniele bejaarden wordt geplaatst. Hij belazert de kluit op virtuoze wijze door zich voor te doen als demente en incontinente grijsaard die op zijn einde afstevent. De rol van zijn leven, en die wordt nóg veelbelovender als er opeens een demente jeugdliefde in het tehuis opduikt.
De stokoude Helena blikt terug op haar jeugd ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Een gruwelijke, maar voor haar ook erg belangrijke periode, waarin ze volwassen werd en haar grote liefde ontmoette. Nu vult Helena haar dagen met het neerschrijven van haar herinneringen aan die bewogen tijd in lijvige volumes, die ze echter nooit herleest.
De Vlaamse schrijver toont via de beschrijving van kunst, natuur en cultuur het leven, in heden en verleden, van de bevolking van de Spaanse provincie Andalusie͏̈.
Maatschappijkritisch sprookje over een land waar dieren gedwongen worden tot menselijke beschaving. Door de ogen van zo'n mensgeworden dier beleven we de werking van Droomland van binnenuit. Wanneer dit wezen eindelijk een volwaardig mens mag worden genoemd, komt het tot een helse climax waarin natuur en cultuur de strijd aangaan.