Nadat in 1914 de keizer van Oostenrijk-Hongarije de oorlog heeft verklaard aan Servie͏̈, wordt een eenvoudige man opgeroepen dienst te doen in het leger en wordt hij klaargestoomd voor de strijd.
Alder beschrijft in deze roman het leven van een aantal mannen en vrouwen in een niet bij name genoemde provinciestad van het keizerlijke Oostenrijk, en hoe ieder van hen probeert te ontsnappen aan zijn dagelijkse lot. Centraal staat de wording en verwording van Titus Quitek, would-be schilder maar nu tekenleraar. Zoals zovelen was ook hij naar de stad gekomen met de hoop dat dit een tussenstation zou zijn, op zijn weg naar het Parijs der kunstenaars.