Dagboek van een joods meisje, dat in de Tweede Wereldoorlog met haar ouders, zusje en anderen ondergedoken is in een achterhuis op een der Amsterdamse grachten. Zij spreekt zich met grote openhartigheid uit over alles wat haar van haar 13e tot haar 15e jaar bezighoudt.
Autobiografisch getint relaas van het leven van de schrijfster met de schrijver en journalist Ischa Meijer (1943-1995) en van haar verwerking van diens plotselinge dood.
Herinneringen aan de grootvader van Hertmans, een leven dat getekend bleek door armoedige kinderjaren in het Gent van voor 1900, door gruwelijke ervaringen als frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog en door een jonggestorven grote liefde.
Een man heeft een merkwaardige vorm van geheugenverlies waarbij alleen zijn eigen levensherinneringen verloren gegaan zijn; hij trekt zich terug op de zolder van zijn ouderlijk huis om daar tussen oude kinderboeken en platen naar zijn identiteit te zoeken.
Waarom dringen bepaalde beelden en gebeurtenissen uit het verleden zich telkens opnieuw aan ons op? Waarom blijven bepaalde uitspraken in ons geheugen 'haken'? Is ons geheugen iets wat we 'hebben', of wat we 'zijn'? Hemmerechts onderzoekt deze vragen. Ze laat zich daarbij leiden door haar eigen geheugen, én door dat van de directe nabestaanden van haar buurmeisje Mischa, moeder van twee jonge kinderen, die op veertigjarige leeftijd stierf aan leukemie. Verder komt Hemmerechts verrassende echo's op het spoor tussen de oorlogsherinneringen van haar moeder en 'Het verdriet van België', de roman van Hugo Claus. En ze herleest het werk van haar overleden man, de dichter Herman de Coninck, als een daad van verzet tegen het grote vergeten.
Essay over de moeder van de auteur en haar emancipatiestrijd. Ze werd geboren in het Turkse dorp Baltas. Door haar huwelijk belandt ze in de jaren tachtig in de Amsterdamse Bijlmermeer (Nederland), waar ze ten tijde van deze publicatie nog altijd woont en werkt. Het essay verscheen in het kader van de boekenweek 2019.