De honden
Allan Stratton
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Goor, cop. 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : STRA |
31/12/2008
Elke dag sterven zo'n 8000 mensen aan aids. De grootse concentratie van hiv-lijders bevindt zich in Afrika, waar één op vijf volwassenen met het virus besmet is. De 'aidspandemie' in Afrika is een gruwelijke realiteit, waarvoor de wereld haar ogen niet mag sluiten. Jongeren bewust maken van het feit dat aids geen ver-van-je-bedshow is, is één zaak. Maar kan je hen ook laten voelen welke invloed deze ziekte op het alledaagse leven heeft? Hoe de alomtegenwoordigheid van dood, ziekte en armoede elk laatste spatje zorgeloosheid langzaam maar zeker wegvreet? Hoe aids een sluipend monster is, dat niet alleen je eigen leven, maar ook je hele cultuur in zijn macht heeft? Wat de angst, schaamte en onzekerheid die deze ziekte met zich brengt, met je kunnen doen? De Canadese auteur Allan Stratton doet dit alles met Chanda's geheim.
De openingsscène illustreert meteen de manier waarop zware thema's als ziekte en dood in dit boek verweven zijn: als alledaagse, haast vanzelfsprekende stille constanten die overal aanwezig zijn. Chanda, het 16-jarige ik-personage, is bij een begrafenisondernemer om er de uitvaart van haar zusje Sara van anderhalf te regelen. Samen met haar moeder, haar (half-)zusje Iris van vijf-en-een-half en (half-)broertje Soly van vier woont ze in een sloppenwijk in Bonang. Behalve 's nachts, wanneer een van haar nachtmerries haar weer eens verstikt in "paniek om de tijd en om het leven en de zinloosheid van alles", heeft Chanda geen tijd om te rouwen. Kort na Sara's dood wordt Chanda's moeder immers ook ernstig ziek, waardoor het huishouden steeds meer op haar schouders terechtkomt. En dat is heel wat voor een 16-jarige: Chanda verzorgt de kippen, kleedt haar broertje en zusje aan, maakt het middageten klaar, gaat naar school, werkt in de tuin, haalt water aan de pomp en zorgt voor het avondeten. En, voegt ze er laconiek aan toe, "de was, het schoonmaken en het hakken van brandhout bewaar ik voor het weekend". Hoewel van in het begin duidelijk is dat haar ziekte ernstig is, doet Chanda's moeder alsof er niets aan de hand is. Zo verbiedt ze haar dochter bv. een dokter te gaan halen. Enerzijds gelooft Chanda de wegwuivende geruststellingen van haar moeder niet: "Het is alsof ze denkt dat ze ons daarmee voor de gek kan houden en wij er gelukkig van worden. Maar dat heeft ze dan mis". Anderzijds wil ze niets liever dan ze te geloven, om de gruwelijke waarheid toch maar (nog) niet onder ogen te moeten zien: "Ik ben nu aan haar hoofdpijnen gewend. En ze heeft gelijk. Niets om je zorgen over te maken. Als ik zoveel aan mijn hoofd had als zij, zou ik er ook hoofdpijn van krijgen". De ziekte wordt echter steeds erger, en omdat ook een kruidendokter hier niets aan kan veranderen, wordt er onder druk van de buurvrouw, mevrouw Tafa, een geestendokter bijgehaald. Over de oorzaak van de ziekte kan volgens de geestendokter geen twijfel bestaan: Chanda's moeder is behekst door haar zus Lizbet, die een vloek over haar heeft uitgesproken. Slechts één kuur kan Chanda's moeder dan ook genezen: teruggaan naar haar familie in Tiro, die ze na een ruzie heeft achtergelaten. Hoewel ze eigenlijk niet in een geestendokter gelooft, wordt Chanda's moeder steeds radelozer en beslist ze, opnieuw onder druk van mevrouw Tafa, om naar Tiro te gaan zoals de geestesdokter haar opgedragen had. Chanda blijft alleen achter, met de zorg voor haar broertje en zusje. Bovendien neemt ze ook Esther in huis, haar beste vriendin die in de prostitutie zit en na een groepsverkrachting zwaar toegetakeld bij haar aanklopt omdat ze nergens meer heen kan. Chanda belt regelmatig naar Tiro, maar krijgt haar moeder nooit aan de lijn. Verteerd door ongerustheid staat haar besluit vast: ze gaat naar Tiro om er haar moeder te zoeken. Onderweg laat Chanda voor het eerst in haar leven de waarheid volledig toe: "Ik wist dat ze ziek was en aids had. Maar ik heb geprobeerd niet na te denken over hoe ziek ze was. Nu, terwijl de vrachtbus door de nacht reutelt, zie ik het opeens zo duidelijk voor me alsof het klaarlichte dag is: mama is doodziek. Mama gaat dood. Misschien is ze al dood. Ik fluister de woorden hardop. Ik fluister ze alsof het een geheim is - een geheim dat ik zelfs voor mezelf verborgen heb gehouden." En inderdaad, in Tiro vindt ze haar moeder, doodziek en alleen, verbannen in een hutje op de veeplaats. Chanda neemt haar moeder mee naar huis en geeft haar het laatste wat ze haar nog geven kan: een waardevolle dood, thuis, omringd door diegenen die haar graag zien.
Chanda's geheim is niet zomaar een verhaal dat de aidspandemie in Afrika onder de aandacht wil brengen. In de eerste plaats is het een aanklacht tegen datgene wat het aidsprobleem nog erger maakt dan het al is: het drukkende taboe dat op deze ziekte rust. Want even moordend als de ziekte zelf, zijn de stilte, leugens, schaamte en schande die eromheen gesponnen worden, zo lijkt de noodkreet van dit boek wel: "De echte reden waarom de doden zich opstapelen is een heel ander verhaal. Een ziekte die te angstaanjagend is om te benoemen. Als beweerd wordt dat je die ziekte hebt, kan het je je baan kosten. Je familie kan je op straat zetten. Je kunt eenzaam op straat sterven. Dus leef je in stilte en verstop je je achter een gordijn. Niet alleen om jezelf te beschermen, maar ook om degenen van wie je houdt en de goede naam van je voorouders te beschermen. Doodgaan is erg. Maar nog erger is het om in angst en schaamte eenzaam dood te gaan aan een leugen". Allerminst vanzelfsprekend, en daardoor des te indrukwekkender, is dat Stratton het taboe niet alleen beschrijft, maar dat hij er ook in slaagt de lezer echt te laten voelen hoe verstikkend het web van leugens, geheimen en roddels is dat de ziekte doorheen een hele gemeenschap weeft. Als een stilzwijgend, sluipend gif heeft het aidstaboe haar omgeving zo sterk in haar greep, dat Chanda geen kant uitkan, wat ze ook probeert. Want als aids niet als een ziekte beschouwd wordt, maar wel als "de vloek van God", dan ga je niet naar het ziekenhuis om hulp te vragen: "Ik kan het probleem niet hardop benoemen. Ik wil niet dat het genoteerd wordt en in verband wordt gebracht met mijn familie". Dan vertoon je je beter niet meer in de buurt van je besmette vriendin, want "de mensen zijn over haar gaan praten". Dan huil je enkel binnenshuis, want anders "denken de mensen dat er iets mis is. En dat willen we toch niet?". En ? bovenal ? dan kan je bij niemand terecht met dit loodzware geheim, alleen al omdat het niet uitgesproken mag worden. Ook al ben je nog maar zestien en de wanhoop nabij: "Dat wil ik wel! Ik wil hem vertellen over mama, Esther, mevrouw Tafa, Iris, en dat ik niet weet wat ik doen moet. Maar het enige wat ik eruit kan persen is: 'Ik heb u teleurgesteld [...]'".
Maar Chanda heeft ook een wil. Een ijzersterke wil. Dus weigert ze zich zomaar neer te leggen bij de dictatuur van het taboe. Ze bindt de strijd aan, gaat tegen de stroom in. Stelt die vanzelfsprekendheden in vraag die zo diep in haar cultuur ingebakken zitten. Eerst onzeker, aarzelend: "De waarheid brandt in mijn hersens. Ik zou dolgraag de uitdaging aannemen ? maar als ik het hardop zeg, wordt het de waarheid. Hier. Nu." Maar langzaamaan wordt ze steeds vastberadener, zelfbewuster, zelfs uitdagend: " 'Nee. Luistert u liever naar mij, mevrouw Tafa,' schreeuw ik. 'Ik ben het zat, al die leugens en het verstoppertje spelen en al die angsthazerij. Ik schaam me niet voor aids! Ik schaam me voor al die schaamte!' Ik ram de hoorn op het toestel. Als ik me omdraai zie ik muren van opengevallen monden. Het hele vertrek, alle patiënten en hun familieleden, hebben zich omgedraaid om te zien wie het onuitsprekelijke heeft uitgesproken." Mooi is hoe Stratton Chanda's karakter voorzichtig laat evolueren. Van een eigenwijze, soms onbezonnen puber die mevrouw Tafa met "een vlaaien poepende koe" vergelijkt, ontwikkelt ze zich langzaam maar zeker tot een zelfbewuste, vastberaden jonge vrouw die een duidelijk doel heeft in het leven. En het is dit wat het boek, ondanks zijn specifieke problematiek en setting, net zo herkenbaar maakt. Naast een Afrikaans meisje dat vecht voor de rechtvaardigheid, openheid, menswaardigheid, is Chanda vooral een tiener die haar eigen strijd strijdt. Die haar eigen plaats in het leven zoekt en met haar eigen angsten en onzekerheden geconfronteerd wordt. En die deze onzekerheden ("ik ben een mislukkeling", "misschien ligt het allemaal aan mij") beetje bij beetje moet overwinnen om vervolgens haar eigen keuzes, die voor haar omgeving allerminst vanzelfsprekend zijn, te durven maken. Een heel herkenbare problematiek dus voor zowat elke opgroeiende jongere.
En hierin ligt meteen ook de kracht van dit boek. Op een haast liefdevolle manier en met zin voor humor zet Stratton met Chanda een personage neer dat je soms irriteert, soms ontroert, soms uit het lood slaat, maar dat je altijd raakt. Haar vastberadenheid, verantwoordelijkheidsgevoel en mentale kracht dwingen respect af, maar toch verheerlijkt de auteur zijn hoofdpersonage geenszins. Daarvoor laat hij Chanda's kleine kantjes immers voldoende naar boven komen. Kortom, een personage dat eenvoudigweg klopt. Daarbij zorgt het ik-perspectief er voor dat je als lezer nog dieper op de huid van het hoofdpersonage zit. Bovendien voorziet de keuze voor een ik-verteller dit verhaal van heel veel pit: Chanda's ongeremdheid en gedrevenheid werken immers consequent door in de verteltrant. Een verhaal waar vaart in zit dus.
En, tot slot, een verhaal ook waar hoop in zit. Want ondanks de dichte opeenstapeling van moeilijk verteerbare thema's ? dood, ziekte, armoede, prostitutie, verkrachting en geweld zijn stille constanten in dit verhaal ? blijft de toon toch positief, opnieuw zonder idealiserend te zijn. Neen, we kunnen aids (nog) niet genezen. Neen, we kunnen de aidspandemie in Afrika (nog) niet stoppen. Neen, we kunnen de aidspatiënten en hiv-lijders de nodige medische zorg (nog) niet verlenen. Maar já, zo klinkt het hoopvol in het nawoord, we kunnen wél het taboe beetje bij beetje doorbreken: "De hele buurt kwam naar het uitvaartmaal. Voor de verandering hoefde nu eens niemand te liegen over de doodsoorzaak. We konden onszelf zijn. Om de haverklap kwam iemand naar me toe en fluisterde: 'Een van mijn ouders heeft het ook'. Of een grootouder, of een tante, een oom, een nicht of neef, een goede vriend of vriendin. 'Je bent de eerste aan wie ik het kan vertellen.'"
Eén van Chanda's "dromen, dromen, dromen" is dus werkelijkheid geworden. En laat dit voorzichtig optimisme het broodnodige tegengewicht bieden aan het confronterende realisme waarmee Stratton aids een menselijk gezicht geeft.
[Marit Trioen]
drs. R. van der Meer
Chanda (16) vertelt in de ik-vorm over de ontwrichtende gebeurtenissen die in haar gezin en haar gemeenschap plaatsvinden als gevolg van aids. Centraal in het boek staan aids en het taboe op aids in Afrika. In het verhaal ontwikkelt Chanda zich van een gehoorzaam meisje naar een zelfbewuste jonge vrouw die vecht voor haar keuzes. Het karakter van Chanda is zeer goed uitgewerkt. De spanning wisselt gedurende het verhaal. In combinatie met de gebruikte flashbacks en flashforwards, maakt dit het verhaal levendig. Hoewel het eind positief is, zijn de thema’s zwaar, bijvoorbeeld: het sterven van een zusje, seksueel misbruik, prostitutie, armoede, mishandeling, verminking en afstoting door familie. Een rauw boek met een emotionele lading. Hoewel deze fictieve wereld in Afrika werkelijkheid is, kan het confronterend zijn voor mensen uit de westerse wereld. Het boek is wereldwijd verschenen en bekroond. Vanaf ca. 14 jaar.
Lieve Raymaekers
ua/an/22 j
Chanda is zestien en woont samen met haar moeder, halfzus en halfbroer in een ongedefinieerd Afrikaans land. Haar vader en broers zijn omgekomen bij een mijnexplosie. Sindsdien volgen de mannen elkaar op in huis, en volgen ook de halfzusjes en –broertjes. De dood van Sara, anderhalf jaar oud, betekent een keerpunt in dit verloop. Chanda’s moeder wordt zelf ziek, ernstig ziek. Na een bezoek van de geestendokter, besluit de moeder terug te keren naar haar geboortedorp vanwaar ze ooit met ruzie vertrokken is. Wanneer haar laatste stiefvader sterft aan aids, wordt voor Chanda alles duidelijk. En slaat ook de angst toe: wie heeft wie besmet? En draagt zij zelf ook het virus? En haar beste vriendin, die duidelijk toch wel meer doet dan enkel foto’s van zichzelf laten maken door mannelijke toeristen? Meer nog dan over aids zelf, handelt dit boek over het taboe errond. Over alles wat mensen doen om de ziekte verborgen te houden, om zelfs niet te laten blijken dat je iemand met aids alleen al maar kent, met alle kwalijke gevolgen vandien. Het verhaal van Chanda is aangrijpend, en laat zich in één ruk lezen. Enige minpunt is dat de goede bedoeling waarmee het geschreven is, er wel behoorlijk dik bovenop ligt. En de moraal dus wel bijzonder expliciet aan bod komt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.