's Nachts komen de vossen : verhalen
Cees Nooteboom
Cees Nooteboom (Auteur), Simone Sassen (Fotograaf)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Koppernik, © 2020 |
VERDIEPING 3 : SIBERIË : REISVERHALEN : NOOT |
Jannie Regnerus
i /un/05 j
Lang en aandachtig naar iets kijken gaat beter wanneer het onderwerp van je aandacht niet terugkijkt. Kunstwerken kijken niet terug, figuren van verf en marmer staren langs je heen, steden en landschappen hebben genoeg aan zichzelf. Dit zijn de onderwerpen waarover Cees Nooteboom (87) het liefst schrijft. Al een leven lang reist hij de wereld over: 'Het geheime doel van alle reizen is te verdwijnen in de omgeving en in de onzichtbaarheid, om beter te kunnen kijken.'
Steeds keerde hij terug naar Japan. In zijn novelle Mokusei! is Tokio het decor en in Saigoku voert hij de lezer mee op pelgrimstocht langs 33 tempels. Vorig jaar verscheen een bundeling van zijn Japanse reisverhalen.
Aan dat Japanse oeuvre voegt Nooteboom nu iets nieuws toe. Terwijl corona de wereld vergrendelde, schreef hij een essay over het eeuwenoude klooster Kozan-ji. Het ligt verscholen in de heuvels ten noorden van Kyoto.
Voor een hartstochtelijk observator als Nooteboom is Japan een ideale bestemming. De mensen laten je met rust. Zoiets wekt de aangename schijn dat je een van hen bent. Het mijden van oogcontact ligt in de Japanse volksaard besloten, men loopt doorgaans in grote bogen om elkaar heen.
Aan deze houding ligt respect ten grondslag: Japanners willen niet bruusk in de persoonlijke ruimte van een ander treden.
Wanneer de schrijver na een val in de bus zit, merkt hij op dat de andere passagiers het verband om zijn hoofd volstrekt negeren. 'Alles spant samen om mijn aanwezigheid ongedaan te maken, ik ben hier helemaal niet, mijn ogen zijn hier, ik ben mijn kijken geworden.'
En kijken kan Nooteboom. Zijn aandachtige blik boort naar binnen, wekt de dingen tot leven. Wanneer hij vanaf de veranda van Kozan-ji naar de tuin kijkt, is het alsof 'de waterlelies, de donkere lage struiken, de bergen in de verte je iets willen vertellen, iets over tijd, over stilte'.
Antropomorfisme - het toeschrijven van het menselijke aan het niet-menselijke - hoort bij Noote-boom. Ook in dat opzicht komt hij thuis in Japan. Volgens de leer van het shintoïsme, Japans oudste natuurreligie, heeft alles een ziel. Geesten huizen in bergen, bomen en rivieren. Vossen en wasberen worden als mythische dieren beschouwd.
Japanners plaatsen de mens niet boven, maar naast die bezielde wereld. Dat verklaart waarom jong en oud ook de modernste technologieën omarmen - ook een robot is bezield.
Oorsprong van Manga
Kozan-ji biedt meer dan de tuin. In de tempel stuit Nooteboom op de Choju-jinbutsu-giga (vogel-dier-mens-karikaturen). Het zijn vier beroemde rolprenten, elk elf meter lang, dertig centimeter hoog. Dit zijn de eerste Japanse animaties, de oorsprong van manga. De kwetsbare originelen worden bewaard in nationale musea, hier zijn reproducties te zien, op de plek waar ze achthonderd jaar geleden werden geschilderd.
In een stroom van taferelen wordt een beeldverhaal verteld. Er komt geen mens in voor, het zijn dieren die mensendingen doen. Waar dierenfabels van Aesopus en De la Fontaine de mens een moraal oplegden, bevrijden deze Japanse dieren de mens juist van regels en voorschriften.
Wie de schilderingen maakte, is onduidelijk, vermoedelijk de monniken van Kozan-ji. In de taferelen zie ik subtiele erotiek; hazen en vossen wassen elkaars rug, konijnen en apen rennen dwaas achter elkaar aan en zwemmen naakt in de rivier. Met fijne penseelstreken kreeg elk dier een eigen mimiek en karakter.
In de laatste meters van het beeldverhaal bedekken de dieren hun naaktheid met bladeren, en spelen de tempelrituelen na. Alsof ze willen uitdragen dat zij ook zonder orde en tucht hun geloof belijden. Hanteerden de monniken deze indirecte tactiek om ongestraft een strenge opper- priester te kunnen bespotten en anoniem uiting te geven aan onderdrukte verlangens?
Fotograaf Simone Sassen maakte fraaie kleurenfoto's van de tempel en tuinen. Ook is een van de vier rolprenten in dit boek opgenomen.
Samen met Nootebooms bezielde beschrijvingen van Kozan-ji krijgt de lezer een prachtig beeld van een wonderlijk klooster; de ernst van de tempel die de juist zo lichte, spottende rolprenten herbergt. Het is, in de woorden van Nooteboom, de 'volmaakte verzoening van tegenstellingen'.
Cees Nooteboom, Over het Japanse klooster Kozan-ji en de beroemde dierentekeningen, Koppernik, 88 p., 19,50 euro.
Peter Jacobs
i /un/05 j
Nochtans is Over het Japanse klooster Kozan-ji en de beroemde dierentekeningen veeleer een kleinood voor fijnproevers. Het reisverhaal verscheen eerst einde 2020 bij de Duitse uitgever Schirmer/Mosel. Amper 50 bladzijden tekst en '16 kleurenfoto's uit de omgeving van de boeddhistische tempel van Simone Sassen en de complete eerste rol met dierentekeningen'. Stassen is de partner en vaste fotograaf van Nooteboom.
Kozan-ji is een klooster bij Kyoto in Japan waar tekeningen van speelse dieren uit de vroege dertiende eeuw bewaard worden. De afbeeldingen van padden, kikkers, apen en andere dieren, die met menselijke kenmerken zijn uitgebeeld, vormen een soort stripverhaal in stroken. We zien de dieren bij het baden, bij het aanbidden van Boeddha, op een begrafenis of in een gevecht.
Nooteboom wou het met eigen ogen aanschouwen. Zijn verhaal is een nauwkeurige beschrijving van wat hij onderweg ziet, voelt en denkt. Soms leest het laconiek en staccato, soms stromen de woorden poëtisch.
'De essentie van het reizen is dat je je overgeeft aan wat je overkomt', schrijft Nooteboom, en dat is precies wat in dit boekje gebeurt.
(Bij Nootebooms reguliere uitgever, De Bezige Bij, verscheen onlangs Australië, een herdruk van zijn verzameling reisverhalen over down under.)
CEES NOOTEBOOM, Over het Japanse klooster Kozan-ji en de beroemde dierentekeningen Koppernik, 86 blz., 19,50 € .
Jannie Regnerus
2/ei/29 m
Lang en aandachtig naar iets kijken gaat beter wanneer het onderwerp van je aandacht niet terugkijkt. Kunstwerken kijken niet terug, figuren van verf en marmer staren langs je heen, steden en landschappen hebben genoeg aan zichzelf. Dit zijn de onderwerpen waarover Cees Nooteboom (1933) het liefst schrijft. Al een leven lang reist hij de wereld over: 'Het geheime doel van alle reizen is te verdwijnen in de omgeving en in de onzichtbaarheid, om beter te kunnen kijken.'
Steeds keerde hij terug naar Japan, naar de verstilde wereld van tempels en rituelen. De vulgariteit in de grote steden, elkaar overschreeuwende reclameschermen en woekeringen van prefab-bouwsels leerde hij te verdragen. Over deze gespleten werelden, verenigd in één land, heeft Nooteboom al veel geschreven. In zijn novelle Mokusei! is Tokio het decor en in Saigoku voert hij de lezer mee op pelgrimage langs 33 tempels. Vorig jaar verscheen een bundeling van zijn Japanse reisverhalen, ze omspannen een periode van veertig jaar.
Aan dat Japanse oeuvre voegt Nooteboom nu iets nieuws toe. Terwijl corona de wereld vergrendelde, schreef Nooteboom een essay over het eeuwenoude klooster Kozan-ji. Het ligt verscholen in de heuvels ten noorden van Kyoto, tussen torenhoge ceders en bamboebossen.
Voor een hartstochtelijk observator als Nooteboom is Japan een ideale bestemming. De mensen laten je met rust, niemand kijkt naar je. Zoiets wekt de aangename schijn dat je een van hen bent. Het mijden van oogcontact ligt in de Japanse volksaard besloten, men loopt doorgaans in grote bogen om elkaar heen. Sinds ik een jaar als artist in residence in Japan woonde, weet ik dat dit gedrag niet uit onverschilligheid of arrogantie voortkomt, integendeel, er ligt respect aan ten grondslag: Japanners willen niet bruusk in de persoonlijke ruimte van een ander treden. Wanneer de schrijver na een val met een 'geschonden hoofd' in de bus zit, merkt hij op dat de andere passagiers het verband om zijn hoofd volstrekt negeren. 'Alles spant samen om mijn aanwezigheid ongedaan te maken, ik ben hier helemaal niet, mijn ogen zijn hier, ik ben mijn kijken geworden.'
En kijken kan Nooteboom. Zijn oog kijkt verder dan de exotische vreemdheid van het verre land. Zijn aandachtige blik boort naar binnen, wekt de dingen tot leven. Wanneer hij vanaf de veranda van Kozan-ji naar de tuin kijkt, is het alsof 'de waterlelies, de donkere lage struiken, de bergen in de verte je iets willen vertellen, iets over tijd, over stilte'.
Antropomorfisme - het toeschrijven van het menselijke aan het niet-menselijke - hoort bij Nooteboom. Ook in dat opzicht komt hij thuis in Japan, waar het landschap begeesterd is. Volgens de leer van het shintoïsme, Japans oudste natuurreligie, heeft alles een ziel. Geesten huizen in bergen, bomen en rivieren. Vossen en wasberen worden als mythische dieren beschouwd. Tijdens mijn verblijf leerde ik dat Japanners de mens niet boven, maar naast die bezielde wereld plaatsen. Dat verklaart waarom jong en oud zowel de modernste technologieën omarmen (ook een robot is bezield) als deze oeroude natuurreligie in ere houden.
Kozan-ji biedt meer dan de weemoedig stemmende tuin. In de tempel stuit Nooteboom op de Choju-jinbutsu-giga (vogel-dier-mens-karikaturen). Het zijn vier beroemde rolprenten, elk elf meter lang, dertig centimeter hoog. Dit zijn de allereerste Japanse animaties, de oorsprong van manga. De kwetsbare originelen worden bewaard in nationale musea, hier zijn reproducties te zien, op de plek waar ze achthonderd jaar geleden werden geschilderd. In een horizontale stroom van aaneengeschakelde taferelen wordt een beeldverhaal verteld. Er komt geen mens in voor, het zijn dieren die mensendingen doen. Waar dierenfabels van Aesopus en De la Fontaine de mens een moraal oplegden, bevrijden deze Japanse dieren de mens juist van regels en voorschriften.
Wie de schilderingen maakte, is onduidelijk, vermoedelijk de monniken van Kozan-ji. In de taferelen zie ik subtiele erotiek; hazen en vossen wassen elkaars rug, konijnen en apen rennen dwaas achter elkaar aan, richten hun pijlen op elkaar en zwemmen naakt in de rivier. Met fijne penseelstreken kreeg elk dier een eigen mimiek en karakter. Norse padden, schaterlachende kikkers. In de laatste meters van het beeldverhaal bedekken de dieren hun naaktheid met bladeren, en spelen - als kinderen met een theeservies - de tempelrituelen na. Alsof ze willen uitdragen dat zij ook zonder orde en tucht hun geloof belijden. Hanteerden de monniken deze indirecte tactiek - het individu als dier vermommen - om ongestraft een strenge opperpriester te kunnen bespotten en anoniem uiting te geven aan onderdrukte verlangens?
Fotograaf Simone Sassen maakte fraaie kleurenfoto's van de tempel en tuinen. Ook is een van de vier rolprenten in dit boek opgenomen. Om het beeldverhaal in de juiste volgorde te bekijken, moet je de Aziatische leesrichting aan houden: op de laatste pagina beginnen en dan terugbladeren. Samen met Nootebooms bezielde beschrijvingen van Kozan-ji krijgt de lezer een prachtig beeld van een wonderlijk klooster; de ernst van de tempel die de juist zo lichte, spottende rolprenten herbergt. Het is, in de woorden van Nooteboom, de 'volmaakte verzoening van tegenstellingen'.
Koppernik; 88 pagina's; € 19,50.
****
Wim Visscher
Essay (eerder in de Groene Amsterdammer gepubliceerd) over het eeuwenoude klooster Kozan-ji, waar vermoedelijk de monniken de Choju-jinbutsu-giga (vogel-dier-mens-karikaturen) maakten. Dit zijn vier beroemde rolprenten, elk elf meter lang, dertig centimeter hoog. Eigenlijk zijn het de allereerste Japanse animaties over dieren met mensentrekken, en wellicht de oorsprong van manga. De originelen worden bewaard in nationale musea, maar in Kozan-ji, verscholen in de heuvels ten noorden van Kyoto vind je reproducties. De auteur loopt er eerst langs en dan trekken ze plots de aandacht. Je leest ze van rechts naar links, dus voor het verhaal van de eerste rol, dat in het boek is weergegeven, begin je achteraan in het boek. Met de auteur – die vaker publiceerde over zijn reizen in Japan - verken je dit eigenaardige verhaal: wat betekent het? Wanneer is het op papier gezet? Het bezoek aan de tempel brengt je ook bij de oprichter van het klooster, Myoe. Ook hier schouwt de auteur rustig de geschiedenis. Het verstilde verhaal wordt nog versterkt door 16 fraaie kleurenfoto’s van de tempel en tuinen.
Jann Ruyters
i /un/19 j
Een landschap dat troost, via de aandachtige blik van de schrijver althans, dat biedt Cees Nootebooms door Koppernik fraai uitgegeven essay over zijn reis naar de Japanse tempel Kozan-ji. Nooteboom en zijn vrouw fotografe Simone Sassen, wier foto's de tekst illustreren, bezochten de tempel in 2005. Ze wandelen erheen, in de heuvels bij Kyoto, en treffen 'een tuin, een compositie van kleuren en vormen, iets van een vijver' zo stil als ze niet eerder zagen; een gesloten wereld die duidelijk maakt 'dat hij ook zonder jou bestaat' en 'dat hij oneindig oud is'.
In de tempel treft Nooteboom de allereerste Japanse animaties, de oerbron van de manga, vier rolprenten van 11 meter lang en 30 centimeter hoog. Beeldverhalen met kikkers, hazen, muizen en konijnen die boogschieten, badderen, Boeddha aanbidden. De dollende dieren vormen een contrast met de gewijde ernst in de tempel en met de dertiende eeuwse prent van de Boeddhistische monnik Myoe, die in hurkzit in een boom zit en 'die niet terugkijkt'. Een van de rolprenten is in het boekje opgenomen. Een treffende symbolisering van de tegenstellingen van het Japan dat Nooteboom leerde kennen: het bezielde landschap, de eerbied van Japanners voor ieders persoonlijke ruimte, naast liederlijkheid en vulgariteit.
Cees Nooteboom, Over het Japanse klooster Kozan-ji en de beroemde dierentekeningen. Koppernik; 88 blz. € 19,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.