Waagstukken
Charlotte Van den Broeck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VAND |
Paul Demets
ru/eb/22 f
In onze levens zijn we vaak op meerdere plekken tegelijk afwezig, bijvoorbeeld als we tijdens een gesprek onze e-mails checken op onze smartphone. Zo missen we het overzicht en ontgaat ons belangrijke informatie, maakt Ester Naomi Perquin, de kersverse Nederlandse Dichter des Vaderlands, duidelijk in haar nieuwe bundel Meervoudig afwezig.
In het openingsgedicht laat ze 'onze professor' uitleggen: 'De aard van de afwezigheid, dames en heren, / is zodanig afhankelijk van ons verdwijnen / dat zij niet valt waar te nemen.'
Intussen zijn de studenten al niet meer aan het luisteren en hun spullen aan het inpakken.
In de eerste afdeling, 'De delen', staan heel persoonlijke gedichten, bijvoorbeeld over haar scheiding en de verhuizing als gevolg daarvan. In de delen is het totale te vinden en niet omgekeerd, luidde de stelling van de professor. En dus stapt het nieuwe stel maar een doos in die ze niet mochten openmaken, want de toekomst bevindt zich erin volgens de fabrikant. Maar 'wij stapten voorzichtig de doos in en zagen / dat we mooier dan ooit vergeten zouden wat we / dachten dat ons te wachten stond.'
Op persoonlijk vlak is het oorlog, maar dat beeld wordt ook letterlijk naar het front doorgetrokken: 'We wisten toen al dat we / nooit meer terug- de soldaten aan de overzijde / lagen op hun rug. Ze speelden voor ons, / heel overtuigend, de doden.'
In Meervoudig afwezig gaat het wel vaker over de dualiteit van aan- en afwezigheid, leven en dood, het leven en de literatuur. Want op welke manier bestaan we? Zoals ze schrijft in 'Troost': 'Mocht het helpen: we bestaan massaal niet. Kijk naar zomers / die nooit overgaan, roestvrijstalen keukenmessen, daarnaast / bewegen we getalenteerd, feilloos in het niet-bestaan.'
Maar niet alles is zomaar verloren. Het geheel is dan misschien niet meer aanwezig, maar er zijn nog dingen die overblijven, zoals we in de slotregels van 'Over wat zoek raakt' lezen: 'Van wat zoekraakt / onthoud je tenminste hardnekkig de resten, / nog altijd de ligging, de naam.'
Perquin schrijft om de dingen niet verloren te laten gaan, zodat de taal troost biedt, als een hand die je aanraakt. Maar er is alleen maar ontroostbaarheid, een gevoel van een tekort: 'Het gedicht zit waar je wacht te worden aangeraakt. Verhongert daar.'
In Meervoudig afwezig probeert Perquin op een boeiende manier voor heling te zorgen, vanuit het besef dat dit nooit helemaal kan.
Schuifspanning
Ook in de poëzie van Charlotte Van den Broeck in Nachtroer zit een sterke dualiteit: tussen emotie en rationaliteit, tussen het lichamelijke en het geestelijke en ja, ook hier tussen aan- en afwezigheid. Zoals in de 'schuifspanning' in het gedicht 'Drift': iets raakt iets anders aan, maar er lijkt nauwelijks iets veranderd. En over verandering gaat het hier sterk. De dichter maakt zich los van een voorbije relatie in een reeks waarvoor ze het oneindigheidsteken gebruikt: misschien is het reizen een manier om opnieuw bij jezelf uit te komen.
In het slotgedicht bouwt ze dan ook een boot die haar tegen elke averij zou moeten beschermen. Maar het blijft onduidelijk waarheen de reis leidt: 'de boot zou klaar zijn / waarheen?' We blijven dwalen. Niet toevallig steunt deze bundel op het gedachtegoed van filosoof Emmanuel Levinas, van wie ze een treffende uitspraak als motto kiest: 'Het innerlijke leven, het ik, de scheiding, zijn de ontworteling zelf, de niet-participatie en bijgevolg de ambivalente mogelijkheid van dwaling en waarheid'.
In de bundel zien we dan ook in veel gedichten een lyrisch subject dat zichzelf probeert te vinden, eenzaam in een kamer, dwalend door de stad, ernaar verlangend om anoniem een plaats te krijgen in de stroom van het leven. Maar ook als iemand die dreigt te verdrinken, 'maar een onbekende noemt je nog 'drenkeling' / bij je meest fatale naam / omdat het voor de betekenis niet uitmaakt / of je enkel overboord valt of daadwerkelijk verdrinkt.' Die pogingen om bij iemand te horen en bij zichzelf te komen vat Van den Broeck in zinnelijke, lichamelijke beelden, die aan de poëzie van Peter Verhelst doen denken. Dat heeft ook met het ritme te maken, zoals in deze regels uit het titelgedicht, dat Van den Broeck aan Remco Campert opdraagt en dat stilistisch sterke reminiscenties aan diens onvergetelijke gedicht 'Lamento' oproept: 'en dat jij de mieren niet en de zwellende kleuren niet / dat kleur maar stof en licht dat nauwelijks nog het licht / de avond feloranje even nog'.
Nachtroer is sterk omdat Van den Broeck haar blik naar binnen richt, zonder te vergeten om naar buiten te kijken.
Luuk Gruwez
rt/aa/31 m
'Waarheen' is het laatste woord van Nachtroer, de tweede bundel van Charlotte Van den Broeck. Een woord dat verwijst naar haar thematiek, maar ook naar de wereld, die in crisis verkeert en mondjesmaat in haar verzen binnensijpelt. Bijvoorbeeld als zij refereert aan een fragment uit het televisiejournaal waarin een vader zijn zoontje na de aanslagen van de 'gemene mannen' in Parijs probeert gerust te stellen door te verzekeren dat al die kaarsen en bloemen die de doden gedenken ons zullen beschermen tegen wapens. 'Waarheen' is het woord waarmee de dichter nagaat welke richting het met haar leven en met de wereld uitgaat. Merkwaardig is dat het haar bundel afsluit, terwijl je het eigenlijk helemaal aan het begin zou verwachten, maar ook dat al vanaf de eerste cyclus van de bundel retrograde wordt gedacht. 'Acht, ∞', zo heet die cyclus, gaat over de relatie met haar jeugdliefde, die na acht jaar op een breuk is uitgedraaid. Van den Broeck begint met de vaststelling van de breuk. Na acht gedichten, van acht naar één, komt ze ten slotte bij het begin van de liefde uit. De lezer volgt haar rouwproces en maakt, met haar teruglezend, ook het herstel van die breuk mee. Dat is wat dichters doen: repareren. Naast die 'acht', die op eindigheid en op 'even' duidt, staat namelijk het oneindigheidsteken. Dit maakt een vruchtbare paradox mogelijk die mij aan T.S. Eliot doet denken: ' And to make an end is to make a beginning. / The end is where we start from.' In elk begin zit de kiem van het einde en in elk einde schittert het begin. Het doet de dichter misschien vermoeden dat een eerste liefde een zeker eeuwigheidsgehalte heeft, ook na de scheiding en zelfs als mensen 'het niet halen van elkaar'. Elders luidt het: 'en je weet mensen komen elkaar meestal niet tegen'. Oorzaak van de falende liefdesrelatie lijkt hier vooral de dichterlijke gespletenheid te zijn: zij zit ingeklemd tussen de habitat van haar geliefde en de veel publiekere wereld van het podium dat haar lokt: 'een goochelaar zaagt me in twee stukken en klapt me open,' schrijft ze.
Tussen schok en streling
Erg toepasselijk hierop is dit citaat van Franz Kafka: ' Das Gefühl haben, gebunden zu sein, und gleichzeitig das andere, daβ, wenn man losgebunden würde, es noch ärger wäre.' 'Neem me mee', schrijft zij bij herhaling, maar tegelijk aast zij op een zelfstandig bestaan, onafhankelijk van de ander. Zij wil gleichzeitig los en verbonden zijn en worstelt met deze pijnlijke tegenstelling. De ik-persoon ziet zich overigens wel voor meer dilemma's geplaatst: moet zij kiezen voor stilstand of beweging, voor een bestaan dat naar de toekomst kijkt of een dat het van de terugblik moet hebben? Al ziet zij geen ontsnappingsroutes, zij streeft ernaar los te komen van zichzelf en probeert tegelijk ten volle zichzelf te zijn. Dit levert frictie op, zelfs in een gedicht dat naar een taalkundig verschijnsel verwijst: de fricatief of 'wrijfklank'. Van den Broeck is de dichter van de scharnier en de naad. Eigenlijk verwijst de titel van haar bundel al naar zo'n scharniermoment. Nachtroer is de naam van een Antwerpse nachtwinkel: een plek waar dag en nacht elkaar raken. In puntloze zinnen die breeduit meanderen, situeert zij de voortdurende confrontatie tussen breuk en samenhang, 'tussen schok en streling'. Zij maakt een vergelijking tussen wat zich in haar afspeelt en een geologische kwestie: 'Hoe dat gaat /wanneer twee aardplaten tegen elkaar aanbotsen.'
Een boot bouwen
Bereikt zij uiteindelijk een rustpunt? Dat ligt moeilijk. In 'Drift', een gedicht waarin slapeloosheid een belangrijke rol speelt, staan deze verzen te lezen: 'maar wonen doen we nergens / tenzij in hotelkamers of in het crematorium'. Toch snakt het personage in deze bundel naar verandering, naar beweging, nieuwe dynamiek en wat al niet. Zij wil the age of aquarius in, het tijdperk dat voor al deze waarden staat. Maar zij krijgt er, lijkt het, slechts scherven voor in de plaats. De verveling slaat toe. Van niets gaat groter gevaar uit: niet 'tanden' (een metafoor voor terreur?) dreigen de wereld te verslinden, maar een geeuw. Zij weet zich geen blijf: 'hoe vaak / (...) moet je weggaan om terug te kunnen keren en hoe vaak / kom je terug tot je van blijven kan spreken?' Haar ultieme 'Waarheen?' is ook een vraag naar het nut van creatie. Minutieus stelt zij in het slotgedicht de gebruiksaanwijzing op waarmee je een boot kunt bouwen. Alleen: waartoe moet die dienen? Is er wel een bestemming?
De Arbeiderspers, 84 blz., 18,99 €.
Albert Hagenaars
Al in haar debuutbundel 'Kameleon' (2015)* gooide Charlotte Van den Broeck (1991, Turnhout) haar volle poëtische gewicht in de schaal. Dat gebeurde onder andere met lange, door associaties aangedreven zinsstructuren. Ook in deze tweede bundel, met treffende symbolische titel, benadrukt de lengte van veel regels de verstrengelde thematiek van onthechting en zoeken, van onstuimige groei en de daaruit voortvloeiende behoefte aan reflectie. Veel teksten hebben een omvang van meerdere pagina's, sommige lopen uit in reeksen. Liefde, verlies en besef vormen in dit overwegend duistere maar ook telkens oplichtende geheel de belangrijkste onderwerpen. Van den Broecks beeldspraak is vaak lichamelijk gericht. 'Feiten worden altijd door structuren ingehaald, 's ochtends / de tanden tot grind gebeten, de mond leeg van verweer.' De combinatie van voelen en denken vormt één van de aantrekkelijkste kenmerken van deze poëzie: enerzijds een stuwend ritme en vurige belijdenissen, anderzijds gerijpte inzichten en een vastere greep op milder geluk. Vormen die samen geen afdruk van wat het leven zou moeten zijn? Gedichten in een woordrijk maar soms ook overtollig taalgebruik, dat zowel jongere als oudere lezers kan aanspreken.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.