Misdaad en straf
Fjodor M. Dostojevski
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Athenaeum-Polak en Van Gennep, 2006 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DOST |
31/12/2007
In het Canvas-programma 'Morgen beter' viel politicus Louis Tobback onlangs heftig uit naar zijn rokende medemens. De roker, aldus Tobback, moet niet alleen met zijn stinkende sigaret uit de buurt blijven van al wie fris en gezond door het leven wil gaan, nee, hij moet er zich ook rekenschap van geven dat hij door zijn ongezonde gewoonte de maatschappij op kosten jaagt. Mocht Louis het roken kunnen verbieden, hij deed het meteen! Zijn opponenten, de nochtans niet onwelbespraakte Mia Doornaert en Luc Van den Bossche, gaven weinig weerwerk tegen het sociaal-positivistische vuurwerk van Tobback. In plaats van mee te gaan in zijnlouter op de ratio gericht discours, zouden ze Tobbacks argumenten beter hebben ondergraven op de wijze van Dostojevski's man uit het ondergrondse. In het eerste deel van de Aantekeningen uit het ondergrondse reageert deze dwarse fulminator ? die zijn monoloog heel tekenend begint met te zeggen dat hij zich weigert te laten behandelen voor zijn leverkwaal ? op de vigerende opvatting dat de mens te allen tijde moet leven volgens goed uitgekiende voordelen en belangen. "U, heren", zo spreekt hij de Tobbacks van zijn tijd aan, "hebt voorzover mij bekend heel uw register van menselijke belangen opgemaakt aan de hand van het gemiddelde van statistische cijfers en van economische inzichten." Tegen die becijferende houding t.o.v. het leven, die ons voorrekent hoe we onze welvaart, gezondheid, gemoedsrust e.d.m. kunnen bevorderen, gaat onze man als een gek tekeer. Maar zijn krankzinnigheid is lucide. In zijn tirade doorprikt de man uit het ondergrondse de belangentheorieën als een de mens wezensvreemde logica, die hem ontneemt wat hem het meest eigen, en het dierbaarst is: zijn vrije wil, de mogelijkheid om tegen zijn verstand en belangen in zijn dwaaste gril te volgen. Want "wat is een mens zonder wensen, zonder wil, en zonder verlangens anders dan een stiftje op een orgelrol"?
Het instrumentalistische rationalisme à la Tobback reduceert de mens tot zijn verstandelijke capaciteiten, terwijl die volgens de man uit het ondergrondse slechts een fractie van zijn levensvermogen beslaan. "De rede weet alleen waar ze achter heeft kunnen komen", schrijft hij, en daarom moet de mens er met een gepaste dosis wantrouwen tegenover staan. Wie wil leven volgens de wetten van de logica of het 'gezond verstand', die overziet dat de wetten van het leven heel wat grilliger en paradoxaler zijn. Onze man legt zich niet zomaar neer bij de natuurwetten of de axioma's van de wiskunde ? hij weet wel dat ze waar zijn, dat hij ertegen stoot als tegen een "stenen muur", maar hij weet evengoed dat ze niet de hele waarheid zijn. En dus moet je koppig en eigenwillig verder willen gaan: "wat heb ik te maken met de wetten van de natuur en van de rekenkunst wanneer die wetten en twee maal twee is vier mij om een of andere reden niet aanstaan? Natuurlijk zal ik niet met mijn kop door zo'n muur heen stoten als ik daar inderdaad de kracht niet toe heb, maar toch zal ik niet voor haar capituleren, louter omdat het een stenen muur is en omdat ik niet sterk genoeg ben." Nu moet ik toch weer denken aan Louis Tobback, die naar eigen zeggen zelfs voor een rood stoplicht in de woestijn stil zou blijven staan.
De aanleiding voor de antirationalistische oprispingen in Dostojevski's boek, waren naar verluidt de ideeën van Nicolaj Tsjernysjevsky (1828-1889), een Russische utopistische socialist die er, bv. in zijn roman Wat te doen?, voor pleitte de samenleving volgens strikt rationele principes in te richten. Als de mensen geleerd zou worden om volgens de recepten van de rede en de wetenschap te leven, dan kon een maatschappij ontstaan waaruit de grilligheid van het menselijke handelen zorgvuldig weggezuiverd was. De droom van Tsjernysjevsky moet Dostojevski, bij wie het idealistische socialisme uit zijn jongere jaren definitief plaats had gemaakt voor een soort van christelijk geïnspireerd existentialisme, een ware nachtmerrie geleken hebben. Net als zijn personage moet hij gehuiverd hebben bij de mogelijkheid van een wereld "waarin alles zo precies zal staan uitgerekend en aangeduid dat er voortaan geen daden of avonturen op de aarde meer zullen voorkomen."
En toch zijn deze Aantekeningen uit het ondergrondse niet in de eerste plaats een afrekening met het utopisch rationalisme. Het personage van Dostojevski geeft er dan wel een rake kritiek op, maar het brengt ook zijn eigen gedachten voortdurend in diskrediet. In de manier waarop de man uit het ondergrondse zichzelf steeds weer tegenspreekt en apodictische uitspraken wat later met evenveel stelligheid herroept, merk je dat hier meer aan de hand is. Zijn warrig en geëxalteerd pamflet is de uitdrukking van een crisis; het is geschreven door iemand die het ijdele houvast van de rede heeft prijsgegeven, maar daardoor niet meer weet wat hij verder aan moet met zijn leven. Door middel van de vorm ? een duizelingwekkende tekst van iemand die het verstand aanvalt maar zelf in een krankzinnige hyperreflectie vervalt ? maakt Dostojevski ons duidelijk dat het menselijk bewustzijn een afgrond is.
De man uit het ondergrondse onderscheidt zich van zijn medemens doordat hij de crisis van het denken goed, ja al te goed beseft. In tegenstelling tot de man-van-de-daad, die hij verfoeit (maar ook benijdt) om zijn al te gemakkelijk geluk, wantrouwt hij elk motief omdat er altijd weer een andere, dieper gelegen drijfveer te vinden is. Dat hopeloze moerasdenken maakt van de man uit het ondergrondse een van de ongelukkigste personages uit de wereldliteratuur. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat er met deze aantekeningen niet te lachen valt. Wanneer onze man ? in het tweede deel van het boek ? enkele hachelijke scènes uit zijn vroegere leven vertelt, wordt immers pas echt goed duidelijk dat zijn ongelukkig bewustzijn behalve lucide en schrijnend ook belachelijk is. Die scènes laten zien hoe zijn reflecties hem voortdurend in groteske situaties manoeuvreren, bv. wanneer hij er maar niet in slaagt wraak te nemen op een officier door op straat voor één keer niet voor hem uit de weg te gaan. Maar alléén maar grappig zijn de vertelde taferelen nooit, en op het einde zijn de rancuneuze gevoelens van deze emotioneel verknoopte bewustzijnsmens zodanig opgelopen dat hij daadwerkelijk wraak neemt op een eenvoudig hoertje, omdat deze in haar ongemotiveerde goedigheid meer dan hijzelf begrip heeft voor zijn ongeluk.
In zijn boekje over Dostojevski (in 2005 in Nederlandse vertaling verschenen) heeft Vladimir Nabokov geprobeerd om de reputatie van de Russische schrijver als groot psycholoog en romancier naar beneden te halen. In zijn scherp verwoorde maar opmerkelijk oppervlakkige en begriploze kritiek (het lijkt Gerrit Komrij wel!) doet hij Aantekeningen uit het ondergrondse af als een boek over een zieke ziel dat het eerste het beste als misdaadverhaal enkel tegemoetkomt aan onze hang naar het abnormale en morbide. Nabokov heeft het m.i. grondig mis. De man uit het ondergrondse is dan wel een extreem geval, maar in al zijn extremiteit is hij exemplarisch voor de moderne mens, die met zijn eindeloze bespiegelingen van de ene existentiële impasse in de andere verzeilt. Wie zich t.o.v. Dostojevski's personage als een normaal en evenwichtig mens wil onderscheiden, verdringt of miskent dat "we allemaal vervreemd zijn van het leven, allemaal min of meer ergens aan mank gaan. Wij zijn er zelfs zozeer van vervreemd dat we soms een zekere afschuw voelen van het werkelijke 'levende leven', en daarom kunnen we er niet tegen dat men ons eraan herinnert." Omdat een confrontatie met zulke waarheden in onze tijd nog steeds hoogstnoodzakelijk is, moeten we hopen dat deze nieuwe vertaling van Dostojevski's kleine meesterwerk in groten getale aangekocht en gelezen wordt. [Koen Van Baelen]
John Koster
Dostojewski zet zich hier af tegen het Verlichtingsdenken van Rousseau (en ook dat van zijn eigen tijdgenoot Tsjernysjewski) met betrekking tot de “maakbare mens”. Vooral de stelling van Tsjernysjewski, die uitgaat van het feit dat de mens, als hij maar rationeel en verstandig handelt, uiteindelijk gelukkig zal worden, wordt aangevallen. De ondergrondse mens stelt dat dit een ontkenning van de vrije wil zou betekenen, en voor hem is dat het hoogste dat er is. Een ex-ambtenaar leidt een teruggetrokken bestaan in een smerige kamer en broedt daar, in de vorm van zelfanalyse, zijn dwarse ideeën uit over vrije wil en tegen het rationalisme. In het tweede gedeelte, "Naar aanleiding van natte sneeuw", dat twintig jaar eerder speelt, maakt hij zichzelf belachelijk door een aantal misstappen te beschrijven. De ondergrondse mens is eerst geestelijk masochist en neemt daarna wraak door geestelijk sadist te worden. Het boek beïnvloedde o.a. de Franse existentialisten en werd bewonderd door Nietzsche. Goede vertaling in een wat moderner proza dan dat van de uitgave van Van Oorschot (Russische Bibliotheek) uit 1957. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.