Liefdessprookje : roman
Antonio Moresco
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Oevers, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MORE |
Marijke Arijs
ob/kt/24 o
De manuscripten van Antonio Moresco (73) werden lange tijd geweigerd. Jarenlang moest de schrijver zijn kostje bij elkaar scharrelen als nachtportier, arbeider en vuilnisman, maar intussen is het leed geleden. Zijn internationale doorbraak kwam met Het lichtje in de verte, het is zijn eerste boek dat in het Nederlands verschijnt.
De held van dit wonderlijke verhaal heeft zijn intrek genomen in een verlaten gehucht met de bedoeling er 'te verdwijnen'. Dat lukt aardig, want in de uitgestorven dorpen in de Italiaanse bergen houden alleen een handvol zonderlingen, oudjes en migranten nog stand. De natuur wint het er van de mens, wilde dieren eigenen zich het territorium toe en planten overwoekeren de wegen, want de beschaving loopt op haar laatste benen. Op de bergrug tegenover zijn huis, aan de andere kant van een kloof, gaat er iedere avond een lichtje aan. Wat voor lichtje zou dat zijn? Wie zou het aansteken? Staat daar een huis en, zo ja, wie woont daar dan, midden in het donkere bos? De man gaat op onderzoek uit. Diep in het woud blijkt een jongetje te wonen, moederziel alleen. Het draagt ouderwetse kleren, is onwaarschijnlijk zelfredzaam en leidt net zo'n kluizenaarsbestaan als de verteller. Het lijkt wel een kind uit een andere tijd.
Wie is dat geheimzinnige jongetje? En wat zit de man daar eigenlijk te doen, op die buitenwereldse plek ergens aan het einde der tijden? Moresco geeft niets prijs over zijn identiteit, zijn beweegredenen of zijn verleden. Zijn verblijf daar heeft alvast niets te maken met liefde voor de natuur, want die is van een onnoemelijke wreedheid, die hij tevergeefs probeert te doorgronden. 'Wat voor leven leiden jullie toch?', vraagt hij aan de padden, de glimwormen en de planten. Waar is het allemaal goed voor, die eindeloze cyclus van geboorte, leven en dood? 'Waar kan ik heen om die ravage niet langer te zien, die onherstelbare, blinde wringing die ze leven hebben genoemd?' Het zoeken naar de zin van dit ondermaanse heeft hij opgegeven. Er is niets, zoveel is zeker.
Het universum van Moresco is een droomwereld van een ongehoord realisme. Het verhaal wordt met de minuut onheilspellender en krijgt gaandeweg iets van een spookgeschiedenis, waarin de grens tussen werkelijkheid en droom, leven en dood, beschaving en barbarij, kindertijd en volwassenheid vrolijk worden overschreden. De teneur is apocalyptisch en levenden en doden vallen niet meer van elkaar te onderscheiden.
Het lichtje in de verte valt in geen enkel hokje onder te brengen. Is het een sprookje voor volwassenen, een metafysische fabel of een griezelverhaal? Het heeft van alles wat, maar voor alles is het een uitstekende remedie tegen de voortschrijdende onttovering van de wereld.
Vertaald door Nini Wielink, Oevers, 168 blz., 18.95 €. Oorspronkelijke titel: 'La lucina'.
Marnix Verplancke
te/ep/16 s
Een oudere man trekt zich terug in een verlaten dorp ergens in de Apennijnen. Alle huizen staan leeg en zakken zachtjesaan in elkaar. Ook de man voert een dagelijks gevecht tegen wegglijdende dakpannen en scheef hangende luiken. Hij wil verdwijnen, zegt hij, en daarbij de wereld om zich heen zo weinig beroeren. Wanneer hij bijvoorbeeld een koppel dassen verstoort dat zijn pad kruist, waardoor de twee van elkaar gescheiden raken, keert hij terug op zijn stappen en wacht hij in de verte tot ze weer verenigd zijn. Hij is gelukkig in zijn nietigheid, en zijn berusting wordt slechts door één zaak gestoord: het lichtje aan de overkant van het dal dat ’s avonds aangaat en hem doet vermoeden dat ook daar iemand helemaal alleen op een bergflank woont.
Antonio Moresco’s Het lichtje in de verte is niet alleen het verhaal van een man die op zoek gaat naar zijn lotgenoot aan de overkant van het dal – een kleine jongen, zo blijkt, die helemaal alleen woont en met wie hij geleidelijk een band opbouwt – het is ook een verkenning van wat het betekent om mens te zijn in een wereld die als puntje bij paaltje komt nergens toe lijdt en op weg naar dat nergens alleen maar pijn oplevert. Door de uitgestrekte bossen wandelend ziet de man uit Moresco’s roman hoe het struikgewas zich over de grond verspreidt en zich om de boomstammen wikkelt in een poging die te versmachten. Op een dag wordt hij in zijn auto omsingeld door een meute verwilderde honden die tegen zijn ramen op springen, op zijn motorkap klimmen, en zelfs op zijn dak, waardoor hij nog amper vooruit of achteruit durft. Van tijd tot tijd voelt hij de aarde beven en hoort hij onbestemde geluiden in huis. Ook de regen, die tot woest kolkende rivieren leidt, vormt een bedreiging die ten overvloede de nietsontziende en doelloze kracht van de natuur illustreert. ‘Waar kan ik heen om die ravage niet langer te zien, die onherstelbare, blinde wringing die ze leven hebben genoemd?’ vraagt de man zich regelmatig tevergeefs af. Nee, Het lichtje in de verte is geen sprookje. Of misschien wel, maar dan eentje dat ontsproten is aan de geest van Angela Carter.
Moresco laat zijn verhaal het levensritme van zijn oude man volgen. Het lichtje in de verte is daardoor een boek dat je traag moet lezen (wat je trouwens ook automatisch gaat doen). De zomer gaat over in de herfst en daarna komt de winter, die de sowieso al moeilijk berijdbare, want volstrekt verwaarloosde en gescheurde wegen volstrekt onbegaanbaar maakt. Dit boek heeft slechts één doel voor ogen, heb je al lang voor het einde door: het absolute niets van het aan de stiltedood gestorven heelal. En de dood is dan ook alomtegenwoordig. Zo is Stucco, zoals de kleine jongen aan de overzijde van het dal heet (een bijnaam die hij kreeg nadat gebleken was dat hij op school de stopverf uit de ramen pulkte en opat), ook niet meer onder de levenden. Hij pleegde zelfmoord, vertrouwt hij de oude man toe, omdat hij gepijnigd werd door de wereld. En hij is zeker niet de enige, voegt hij er nog aan toe. ‘Wat zielig,’ denkt de oude man daarop, als was hij een leerling van Friedrich Nietzsche, ‘al die dode kinderen. Maar zijn levende kinderen niet net zo zielig?’
****
Uitgeverij Oevers (oorspronkelijke titel: La lucina), 168 blz., € 18,95.
Anneke van Ammelrooy
Een man leeft teruggetrokken aan de rand van een vervallen, ontvolkt dorp waar hij zich dagelijks verbaast over de manier waarop planten, bomen, roofdieren, vogels en insecten het terrein koloniseren. Zijn huis wordt omgeven door dicht beboste bergen en valleien. Af en toe gaat hij met de auto naar een nabijgelegen dorp om etenswaren in te slaan. Hij raakt geïntrigeerd door een lichtje aan de andere kant van de vallei waar hij woont, omdat het elke dag op dezelfde tijden verschijnt en weer verdwijnt, terwijl er niemand woont, voor zover hij weet. Na lang aarzelen besluit hij op onderzoek uit te gaan en doet de ene na de andere verbijsterende ontdekking (waarover in deze recensie niet meer verklapt kan worden). Dit is een roman over zelf gekozen isolement en eenzaamheid, die uiteindelijk geen stand lijken te kunnen houden. Een preciese, ontroerende roman in de ik-vorm over een trauma dat eerst leidt tot zelf gekozen isolement en eenzaamheid en iemand dan toch weer terugbrengt naar het land der levenden. In 2018 verfilmd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.