Het grote poetsboek : snel en simpel een schoon en opgeruimd huis
Diet Groothuis
Diet Groothuis (Auteur), Merel Eyckerman (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Eenhoorn, 2012 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : TAAL EN VERHAAL : GEDICHTEN : GROO |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Eenhoorn, 2012 |
JEUGD : GEDICHTEN : GROO |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
De Eenhoorn, 2012 |
JEUGD : GEDICHTEN : GROO |
28/02/2013
Het talent van Diet Groothuis is eerder opgevallen in onder meer de reeks Poëziespektakel van uitgeverij Querido, maar in haar debuutbundel wordt haar eigenheid pas goed zichtbaar. Thematisch sluit ze aan bij de kinderpoëzie zoals die zich de laatste tien jaar ontwikkeld heeft: poëzie die meer vragen oproept dan antwoorden geeft, die doet nadenken en die niet enkel speelsheid en vrolijkheid aan bod laat komen, maar ook donkere gevoelens en gedachten. Fantasie en humor duiken slechts sporadisch op. De vorm van haar gedichten is vrij, met slechts af en toe een eindrijm, dat een woord of gedachte extra doet oplichten. De taal is bedrieglijk eenvoudig, je hoort de (jonge) ik als het ware nadenken of praten. Groothuis’ sterkte steekt vooral in de bijzondere combinaties, neologismen en verrassende beelden waarmee ze herkenbare emoties en gedachten intens naar voren laat komen. Het gevaar van de vrije vorm waarvoor ze kiest, is dat die soms te weinig spankracht bevat door een teveel aan woorden. Anderzijds bevatten de meeste gedichten een poëtische kern die fascineert en beklijft, zowel voor kinderen als voor volwassenen, die dankzij de gedichten opnieuw als een kind kunnen kijken en denken.
De titel Waar ik ben is veelbetekenend: hij lijkt op een vraag, maar is dat niet. Daardoor bevat hij tegelijk een bevestiging van het eigen zijn als een element van twijfel. In het titelgedicht maken de woorden deel uit van een zin: ‘Altijd, altijd opletten waar ik ben’. Het is een zin die de bedreigingen van de kindertijd en het zoeken naar een eigen plek samenbalt. Die eigen plek, dat zoeken naar jezelf, steekt ook in het motto van Eva Gerlach: ‘”Luister, kind” zei / ze rennend als de beste naast me, “de / holte in de wervelstorm dat ben / jij.”’ In een andere vorm is het ook de kern van het gedicht ‘Naam’, dat aan de bundel voorafgaat. De tweede strofe luidt als volgt: ‘Je naam en je zelf. / Zonder naam ben je kwijt. / Die naam houdt je warm. / Je kunt elkaar groeten.’
De ruim vijftig gedichten zijn ondergebracht in zeven afdelingen. ‘Niet Pluis’ bevat gedichten waarin gedachten of ervaringen botsen. Er is inderdaad steeds iets niet pluis. Ze doen je nadenken over wat Sinterklaas betekent als je ouders gescheiden zijn, over geld en steeds meer willen hebben, over wel of niet hoort of over de relativiteit van oud zijn. Enkele gedichten bevatten humoristische elementen, zoals ‘Kamperen’, waarin een vraatzuchtige muis wraak neemt. De speelse illustratie laat een bazige muis zien op een berg gestolen macaroni en keuteltjes, met in de verte een tent.
De afdeling ‘Morgen sta ik weer op’ bundelt sombere gevoelens als woede, agressie, verdriet en gedachten aan de dood. Ze worden kernachtig verwoord in het gedicht ‘Zwart’: ‘Ik heb muurtjes in mijn oren / en een mistwolk om mijn hoofd, / zwart met kwaaie randjes teer.’ De draak als symbool van woede en frustratie doet denken aan een gedicht van Eva Gerlach.
De gedichten uit de afdeling ‘Moeilijkste vragen’ bevatten confronterende vragen als ‘Weet ik wel hoeveel ouders druk zijn / met promotie, krant en poen’ of ‘Als je dood bent / ga je naar de hemel. / Waarom begraven ze je dan?’ De titel van de afdeling komt uit het gedicht ‘Tante’, over een oerstoere tante, die het zwaarste kan dragen, zelfs ‘de moeilijkste vragen’. Merel Eyckerman laat zich inspireren door de ongewone combinatie van het sterk zijn ‘als een gietijzeren pot’ en tantes voorliefde voor het vouwen van lakens, wat haar tot ‘haar eigen soort van vrouwengod’ maakt. Haar illustratie bij het titelvers beeldt de bedreigingen van het kind indringend uit als een soort rookpluim, gevormd uit grijphanden, verbonden door spinnen.
‘Heel veel zon’ brengt als contrast vrolijkheid en licht in de bundel. De ik bezoekt de dierentuin, met ‘de wilde geur van poep en vacht’, droomt weg uit de les naar verre oorden of voelt zichzelf een circusdirecteur. ‘Juli’ verwoordt op een verfrissende manier het verlangen naar koelte op een snikhete dag: ‘Boven mij brandblauwe lucht, / beneden rode knetterstenen, / gloeiendhete zon op allebei mijn benen.’ De illustratie is al even origineel: een tuinslang met gespleten tong wikkelt zich om de ik, van wie het hoofd verborgen zit onder een reusachtige zonnehoed. En in de gedichten uit ‘Vanzelf omhoog’ borrelen de kriebels vanzelf naar de oppervlakte, of het nu op een boot is bij het meeuwen voeren, op de schommel of in de lente. Een van de sterkste gedichten is ‘Schommel’. Het verwoordt perfect het gevoel van een kind dat zich even tussen hemel en aarde bevindt. Heel herkenbaar zijn ook de gevoelens van het kind dat een bril moet in ‘Sterren kijken’, al mocht het gedicht compacter. De illustratie is rijk aan betekenis: een kleine jongen houdt een abnormaal grote bril voor zich en kijkt erdoor naar de sterren en vreemde tekens op het bord. Op zijn trui staat een mol.
De slotafdeling ‘Geel ei’ brengt heel verschillende gedichten samen, van een lekkende kraan over heksenkost tot een geel ei. Het is een vrolijke en fantasierijke afsluiter, waarin ook de kleinste of gewoonste dingen bijzonder worden, een melkkloppertje kan het laten schuimen in je hoofd, de gekke balletjes in oma’s soep maken die onvergetelijk en een ei op schoot wordt een wonderei. Daarin lijkt het op een gedicht, dat je ook altijd een beetje open moet breken om het echt te begrijpen: ‘Wat zit er in en wanneer komt het uit?’
Waar ik ben is een verrassend en verfrissend debuut. Diet Groothuis schrijft doorgaans krachtig en trefzeker, en verliest zich slechts bij momenten in nodeloos veel beschrijvingen. Als de dichteres de kans krijgt om zich verder te ontwikkelen, valt er ongetwijfeld nog veel moois van haar te verwachten. [Jan Van Coillie]
Ton Jansen
Bundel met 54 gedichten die onderverdeeld zijn in zeven parten. De thematitels (bijv. Vanzelf omhoog/Geel ei) verwijzen naar passages uit de gedichten en geven maar een klein deel van de inhoud bloot. Een breed scala aan thema’s passeert de revue, waarbij onderwerpen als de dood (van mens en dier), angsten, humeur en dieren meermaals voorkomen. De nadruk ligt op gevoelens en emoties. De besproken thema’s sluiten goed aan bij de belevingswereld van kinderen. Rijm is subtiel gebruikt en nergens hinderlijk opdringerig. De gedichten worden verteld vanuit het perspectief van een kind (ca. 11 jaar). De minutieuze, ook paginagrote, kleurenillustraties – niet bij alle gedichten – zijn fris en maken volwaardig deel uit van dit boek. Dat gedichten niet saai hoeven te zijn bewijst deze debuterende dichteres. Het omslag oogt wellicht braaf, maar de inhoud prikkelt de verbeelding en speelt geraffineerd met taal. Achterin wordt vermeld welke gedichten eerder zijn opgenomen in uitgaven als 'Boekie Boekie'. Een bundel die overtuigt in woord en beeld. Vanaf ca. 7 t/m 12 jaar.
Tinne Geuens
ua/an/22 j
Deze gedichtenbundel bevat gedichten voor kinderen over zeer uiteenlopende thema’s. Er zijn maatschappijkritische gedichten die bijvoorbeeld onze koopdrang aan de kaak stellen ('Geld'). Anderzijds zijn er ook gedichten over zeer banale dingen zoals nagelbijten, de tijd van het jaar of wegdromen tijdens de aardrijkskundeles. Verder zijn er gedichten die gevoelens goed weten te verwoorden zoals in 'Uit' (“soms sta ik uit”), over lusteloosheid of gedichten die enkel geschreven lijken te zijn omwille van hun toffe klanken ('Heksenkost').
Hoewel de gedichten dus over zeer uiteenlopende onderwerpen gaan, zijn ze allemaal zeer simpel opgebouwd. De woorden zijn eenvoudig gekozen en soms niet bijster origineel. Hier en daar komen er Noordnederlandse woorden en uitdrukkingen voor, die ons als Vlaming vreemd in de oren klinken (bv. bubbelprik, het wc-papier aan gort). Hoewel klank en ritme in deze gedichten wel goed zitten, zijn er niet veel gedichten bij die echt verrassen.
Een meerwaarde aan dit boek zijn de leuke tekeningen van Merel Eyckerman. Deze illustraties ondersteunen de gedichten en zijn een fijne aanvulling. Ook het bijgevoegde kaartje met een geïllustreerd gedicht op is leuk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.