De nacht voor de scheiding
Sándor Márai
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Wereldbibliotheek, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 610 |
31/12/2011
De antropomorfe mens
Vrede op Ithaca is het tiende boek dat van de Hongaarse schrijver Sándor Márai (1900-1989) bij uitgeverij Wereldbibliotheek verschijnt. Er is dus stilaan overzicht — en de mogelijkheid om te zeggen dat Vrede op Ithaca, oorspronkelijk gepubliceerd in 1952, het meest uitzonderlijke en minst typische boek is in zijn oeuvre. Márai’s werk is sinds de eeuwwisseling, ook in het Nederlandse taalgebied, aan een heropleving toe. In 2000 verscheen de korte roman Gloed — nog altijd zijn bekendste werk, uit 1942 — en niet snel daarna volgden min of meer gelijkaardige romans als De erfenis van Eszter, De gravin van Parma, Kentering van een huwelijk en Bekentenissen van een burger. Zoals die laatste titel aangeeft, staat ‘de burger’ altijd centraal in Márai’s werk – zijn verhalen spelen zich af voor de Tweede Wereldoorlog (of zelfs voor de Eerste Wereldoorlog), en brengen verslag uit van de opkomst van een maatschappelijke klasse waarrond de wereld steeds meer lijkt te draaien, terwijl die klasse zelf er steeds meer moeite mee heeft een zinvol, laat staan groots leven te leiden. Deze ‘burgers’ houden zich bij gebrek aan beter bezig met het ophalen van herinneringen aan een tijdperk waarin er nog grote sociale verschillen bestonden, en met het beleven van verstilde, onuitgesproken en al meteen verzuurde liefdesgeschiedenissen die uiteindelijk slechts op misverstanden blijken te berusten.
Vrede op Ithaca lijkt op het eerste gezicht spectaculair anders: Márai heeft met deze roman een vervolg op de Odysseia geschreven — en hij heeft dus ‘bedacht’ wat er met Odysseus is gebeurd nadat hij eindelijk, na de Trojaanse oorlog, naar huis is teruggekeerd en daar de vrijers van zijn wachtende vrouw heeft uitgemoord. Zoals Márai in een ‘nazang’ aangeeft, heeft hij niet alles zelf verzonnen: na Homerus hebben nog andere dichters of auteurs gespeculeerd over het lot van Odysseus, vaak in teksten die niet eens bewaard zijn gebleven. De belangrijkste bron voor Vrede op Ithaca is de zogenaamde Telegonie van de Cyreense dichter Eugammon, dat eveneens verloren is gegaan, maar waar wel uittreksels van bestaan.
Márai laat drie personages aan het woord in evenveel zangen: Penelope, de vrouw van Odysseus; Telemachus, de zoon van Penelope en Odysseus; en Telegonus, een ‘apocrief’ personage en zoon van Odysseus en Circe, tovenares en dochter van de zonnegod. Echt spannende dingen heeft Odysseus na zijn uiteindelijke terugkeer uit Troje niet meegemaakt: hij heeft vooral geprobeerd om zijn jaloezie te onderdrukken en zijn huwelijk met Penelope te bemeesteren, en is ook — ‘mijn man zaliger had een ongedurige inborst’, zegt zij — weer op reis vertrokken. Uiteindelijk is hij vermoord door zijn buitenechtelijke zoon Telegonus — zonder aanwijsbare reden, behalve dan dat er een orakeluitspraak bewaarheid moest worden.
De drie verwanten van de ‘Lichtbrenger’ of Ulysses, zoals Odysseus in dit boek meestal wordt benoemd, proberen een beeld van hem te schetsen. Penelope vertelt over zijn wisselvallige gemoed vlak na zijn terugkeer, en over de tirannieke manier waarop hij haar van Ithaca heeft verbannen — zodat hij meedogenloos orde op zaken kon stellen — en daarna toch weer heeft teruggeroepen. Telemachus heeft de slachting onder de vrijers van zijn moeder bijgewoond en is daarna beginnen vrezen dat zijn losgeslagen vader ook hem zou vermoorden. Als dat niet gebeurt, vertrekt Telemachus op reis, in de hoop meer over zijn vader te weten te komen. ‘De herinnering aan mijn vader,’ zegt hij, ‘heeft zich langzamerhand losgemaakt van wat hij in zijn leven heeft gedaan. Hij was meer dan de intriges, de listen, de schelmenstreken en de heldendaden waarmee de fantasie van de mensen zijn nagedachtenis in de loop der tijd heeft opgetuigd. Men heeft mij verteld dat mijn vader ooit — aan het begin van de tijd en van de herinnering, dus aan het begin van het menselijke bewustzijn — een god is geweest. Anderen beweerden dat hij een heros was, een soort middenwezen tussen mens en god. Sceptici kruisten mijn pad, die zijn fysieke, persoonlijke bestaan ontkenden en durfden vol te houden dat mijn vader in werkelijkheid nooit had bestaan en alleen maar als schim bestond, als dichterlijk visioen. Maar waarover ze niet spraken is het feit dat mijn vader in onze wereld het eerste levende wezen is geweest, in wie de goddelijke en de menselijke oorsprong zich splitsten.’
Tot een gelijkaardige conclusie komt ook Telegonus, wiens getuigenis het meest tot de verbeelding spreekt — zijn verhaal bevat niet dezelfde langdradige passages als de hoofdstukken waarin Penelope en Telemachus aan het woord zijn. Telegonus is pas op latere leeftijd te weten gekomen wie zijn vader was — door een uitzinnig gesprek af te luisteren tussen zijn moeder en de god Hermes – en hij heeft vervolgens een bezoek afgelegd aan twee hoofdrolspelers uit de Ilias: de zwaarlijvig geworden Menelaüs, die verslaafd is aan wijn maar toch aan zijn memoires werkt, en diens echtgenote Helena, de mythische vrouw die de Griekse wereld in een oorlog heeft gestort en die nu volledig verrimpeld en tandeloos beseft dat ze van alle mannen die rond haar hebben gecirkeld, alleen Ulysses heeft gerespecteerd. In een even grappige als angstaanjagende scène probeert ze alsnog diens zoon Telegonus in haar bed te lokken. De conclusie van de drie verwanten van Ulysses is alleszins dezelfde: ‘in werkelijkheid kan ik niet weten hoe hij was’, besluiten ze hun bekentenissen, want ‘ik was slechts zijn vrouw’ (Penelope), ‘zijn zoon’ (Telemachus) of ‘zijn moordenaar’ (Telegonus).
Met deze fatalistische en zelfs cynische onderschrijving van het solipsisme, lijkt Márai toch weer aansluiting te vinden bij zijn andere boeken: mensen kunnen elkaar niet kennen, ze staan uiteindelijk slechts in betekenisloze verhoudingen tot elkaar, maar hebben toch anderen nodig om iets met hun bestaan aan te vangen. Toch is er in Vrede op Ithaca — zoals de titel al ironisch aangeeft, want van vrede is er niet echt sprake — meer aan de hand: het lijkt alsof Márai niets minder heeft geprobeerd dan enerzijds de oorsprong aan te geven van zijn literaire universum, en anderzijds die van het moderne burgerlijke leven. Ergens zegt Telemachus dat zijn vader ‘de eerste antropomorfe mens’ was — een in zichzelf opgesloten grapje (zoals dit boek er veel telt), want op wat kan een mens anders lijken dan op een mens? Met dit vervolg op de Odysseia wil Márai aangeven dat de mens ook op de goden zou kunnen lijken — en daar misschien, precies in het tijdperk dat in de Odysseia wordt beschreven, ooit niet zo ver van af heeft gestaan. Dit boek presenteert een originele variant op de grote narratieve en nostalgische weefsels van de moderniteit, de zondeval of de volwassenheid: ‘ooit’ was het leven groots, meeslepend en zelfs goddelijk. Maar die tijd is voorbij, wij zijn slechts mensen, voorbestemd tot al te menselijk gedoe, tot misverstand, misbruik, verbittering en vergetelheid.
Dat soort van kenteringen, humeuren en sentimenten strooit Márai zonder mededogen uit over de ooit waardige, benijdenswaardige en voorbeeldige personages van de Ilias en de Odysseia. Hij vermengt met andere woorden delen van de vertelstof en de stijl van de epische lyriek van Homerus met het gekrioel, de neergang en de belachelijkheid van de vrijgevochten maar aan willekeur overgeleverde moderne burger uit zijn andere romans. Het resultaat kan nu en dan niet anders dan op een aflevering lijken van een soap als The Bold and The Beautiful: iedereen is met iedereen naar bed geweest, vaders trouwen met de vrouwen van hun zonen, gezwollen bewoordingen als ‘de rozenvingerige dageraad’ of ‘mijn roemrijke moeder’ worden vlak naast onbegrijpelijke intriges en door wraak en wellust ingegeven beslissingen gezet.
Dit ironische en ontdubbelde karakter van Vrede op Ithaca heeft Márai ongetwijfeld nagestreefd — hij eindigt zijn nawoord door cynisch maar tegelijkertijd oprecht te schrijven: ‘Ik spreek mijn dank aan Homerus uit.’ Tussen kitsch en authenticiteit, tussen een soort driest besef van zieligheid en een ouderwets streven naar waardigheid, pendelen al zijn boeken. J.M. Coetzee schreef in een essay over Márai uit 2002: ‘hoe provocatief zijn paradoxale filosofie ook mag zijn, zijn opvatting over de vorm van de roman was desondanks ouderwets, zijn bemeestering van de mogelijkheden ervan bleven beperkt, en zijn verwezenlijkingen in het medium waren dan ook eerder licht.’ Vrede op Ithaca is om romantechnische redenen half te lang, omdat Márai zijn conceptueel experiment vaak al te zeer op automatische piloot laat rijden. Maar waar zijn ironie beknopt kan schitteren en de goden en de mensen hun beste eigenschappen met elkaar uitwisselen, biedt Vrede op Ithaca inzicht in de even amusante als vreselijke conditie van de moderne mensheid.
[Christophe Van Gerrewey]
F. Hockx
Een bekend verhaal uit de Griekse mythologie is dat van de zwerftocht van Odysseus en zijn trouw op Ithaca op hem wachtende Penelope. In deze late roman (uit 1952) van de door 'Gloed' postuum bekend geworden Hongaarse schrijver (1900-1989) wordt Odysseus – hier Ulysses – ontdaan van zijn mythologisch karakter. Achtereenvolgens vertellen Penelope en Odysseus’ zonen Telemachus en Telegonus (de zoon die Odysseus bij de godin Circe verwekte en die zijn vader doodde) hoe zij tegen Odysseus aankijken. Márai schetst een wereld waarin de macht van de goden tanende is en de mens zijn eigen lot in handen krijgt, maar wat hij eigenlijk wil met het boek blijft onduidelijk. Bij vlagen heel geestig is het wel, zeker als in spreektaal over de goden wordt gesproken (‘Wat vond je eigenlijk zo leuk aan die domme gans?’ vraagt Penelope haar man, verwijzend naar Helena voor wie hij zich in de Trojaanse oorlog zou hebben gestort). Kennis van de Griekse mythologie is welkom bij het lezen van dit boek, dat anders is dan de eerder vertaalde romans van Márai. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.