Het eiland van de vorige dag
Umberto Eco
Umberto Eco (Auteur), Roland Fagel (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Bakker, cop. 2012 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ESSAY : ECO |
28/02/2013
Op de achterflap van Umberto Eco’s Het creëren van de vijand (een oorspronkelijk in 2011 verschenen bundel met wat in de moedertaal van de auteur ‘scritti occasionali’ heet) bestempelt zijn Nederlandse uitgever deze nieuwe uitgave als ‘een belangrijk boek, juist op dit moment’. Wellicht zou Eco als geen ander de ironie van deze publicitaire praat inzien. Hoe kun je nu van een verzameling stukken waarvan de auteur zelf beklemtoont dat ze eerder toevallig tot stand is gekomen en dat de samenhang ervan niet echt gegeven is, beweren dat het om een tijdige interventie gaat? Bovendien maakt Eco duidelijk dat het fenomeen waarover hij het in het titelhoofdstuk van zijn bundel heeft — het feit dat groepen mensen in hun zoektocht naar een eigen identiteit vaak op zoek gaan naar een gemeenschappelijke vijand — juist van alle tijden is en dus zeker niet gewoon van dit moment. ‘De vijand kan uit geen enkel beschavingsproces worden geschrapt’, besluit Eco en hij haalt voorbeelden uit verschillende tijdperken aan waar van de vijand (de jood, de heks, de vrouw, de christen, de Duitser, de sovjet-lesbienne in From Russia with Love die voor 007 de verpersoonlijking van het kwade is) wordt gezegd dat hij of zij stinkt. De vijand is anders dan wij en net daarom is hij de vijand. De lezer van Eco’s jongste roman — De begraafplaats van Praag — zal de fascinatie van de auteur voor olfactorische stereotypering ongetwijfeld herkennen.
Het titelessay van Het creëren van de vijand legt meteen de werkwijze bloot die Eco in de meeste van de hoofdstukken aan deze bundel hanteert. Het merendeel van de teksten is ontstaan in de vorm van een lezing die de auteur gevraagd werd te geven over een opgelegd onderwerp. Eco heeft het in deze bundel onder meer over ‘het absolute’, over vuur, over onderzoeksethiek en over journalistieke censuur. Telkens opnieuw bouwt hij zijn betoog op aan de hand van een aantal welgekozen citaten uit klassieke en minder klassieke teksten, die hij nu eens meesterlijk maar een enkele keer ook wel eens minder geïnspireerd aan elkaar praat. Altijd is Eco erudiet, maar de eruditie heeft niet altijd hetzelfde soortelijk gewicht: soms hebben de citaten waarmee hij zijn uiteenzettingen lardeert iets willekeurigs (de auteur had evengoed een andere tekst uit zijn Borgesiaanse bibliotheek kunnen opdiepen), maar op zijn best slaagt Eco erin juist dat historische fragment tevoorschijn te toveren dat zijn betoog extra krachtig maakt. In het hoofdstuk over onderzoeksethiek geeft hij bijvoorbeeld een analyse van een aantal passages uit Thomas van Aquino’s Summa Theologiae om duidelijk te maken dat deze inspirator van de katholieke kerk in elk geval anders dacht over kwesties als abortus, stamcellen, embryo’s en de bescherming van het ongeboren leven dan de huidige katholieke roergangers. Volgens Eco komen die laatsten in hun denken rond deze kwesties sterk in de buurt van de extremere protestantse denkers uit de eeuwen na de heilige Thomas.
De sterkste hoofdstukken in deze bundel vind ik die waarin Eco zich bezighoudt met de discipline waarin hij oorspronkelijk zijn faam vond: de literatuurstudie. Het creëren van de vijand bevat hoofdstukken over de Italiaanse culturele en letterkundige beweging van de Gruppo ’63 (een mooi persoonlijk relaas van Eco, die contacten had met vertegenwoordigers van de groep), over de rol van de overdrijving in het werk van Victor Hugo en over het belang van het werk van Joyce voor de Europese modernistische traditie. Die laatste twee stukken tonen een Eco die we al lang kennen — hij schreef eerder een nog steeds inzichtelijk boek over de poëtica van Joyce — maar die, hoewel hij ons nog maar moeilijk kan verrassen, toch zelden meer dan een halve bladzijde lang verveelt. [Jürgen Pieters]
Wim Fievez
Het boek bestaat uit een twintigtal opstellen waarin Eco zijn persoonlijke mening geeft, geschreven gedurende de laatste tien jaar en voor de meest uiteenlopende gelegenheden. Het gaat om gelegenheidsgeschriften die, meent Eco, geen origineel standpunt hoeven te bevatten, maar dienen om te amuseren. Eco, erudiet en nooit verlegen om een groot gebaar en een overgeneralisatie, opent zijn boek met een opstel over het enorme belang voor de mens van een vijand, een twijfelachtige stelling die hij illustreert met een overdaad van citaten uit de geschiedenis van de Westerse cultuur. Daarna volgen interessante essays over de Italiaanse literaire beweging Gruppo 63, waarvan Eco zelf ooit lid is geweest, over de opmerkelijke visie van Thomas van Aquino over het embryo, en over onze fascinatie voor eilanden. De vele verhalende passages laten goed zien dat voor Eco (1932-2016) de romancier en essayist niet strikt gescheiden personen zijn.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.