Vuile handen
J.J. Voskuil
J.J. Voskuil (Auteur), Jaap Blansjaar (Redacteur), Thomas Van Grafhorst (Redacteur), Detlev Van Heest (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2022 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VOSK |
Hilde Van Den Eynde
ob/kt/29 o
Een soap voor intellectuelen, zo wordt het magnum opus van de schrijver J.J. Voskuil (1926-2008) wel eens genoemd. In de zevendelige roman Het bureau gebeurt ruim vijfduizend bladzijden lang he-le-maal niets, maar Voskuil, die in de romancyclus zijn dertig dienstjaren bij het Amsterdamse Bureau voor Volkskunde van zich afschrijft, portretteert het gedraai, gekonkel en getraineer van zijn kantoorcollega's zo meesterlijk, dat het boek nauwelijks nog is weg te leggen voor wie er eenmaal door gegrepen is. Ander onweerstaanbaar ingrediënt van de romans zijn de bij wijze van terugkerende grap ingelaste hilarische ruzies tussen het hoofdpersonage Maarten Koning, alter ego van de auteur, en diens vrouw Nicolien (Voskuils echtgenote Lousje Haspers-Voskuil).
Een vraag die veel lezers zich stelden, was dan ook of de auteur echt in een huwelijk uit de hel had geleefd, dan wel of hij de werkelijkheid in zijn romans een tikje had aangezet. De dagboeken moesten daarop het antwoord geven, maar lezing van het eerste deel verschaft dat antwoord niet. Dat komt deels doordat de eerste uitgave pas de jaren 1939 tot 1955 bestrijkt, waarin Voskuil nog niet aan de slag is bij het Bureau, maar in Den Haag probeert de oorlog door te komen om daarna in Amsterdam Nederlands te gaan studeren. Het huwelijk met Lousje wordt pas halverwege het boek, in 1950, gesloten. Een andere reden, zo onthullen de bezorgers van het dagboek, is dat Haspers-Voskuil censuur pleegde op het typoscript ervan. Met een keukenschaar knipte ze alle passages weg waarvan ze vond dat ze haar in een verkeerd daglicht stelden. Daarmee verdween volgens Voskuil alle 'sjeu' uit zijn dagboek - na 1955 hield hij veiligheidshalve dubbels van zijn dagboeknotities achter voor zijn vrouw. De zes dagboeken die nog moeten uitkomen, zullen ongecensureerd verschijnen.
Een lage instap tot het oeuvre van Voskuil is dit eerste dagboek daarmee niet. Gemuilkorfd door zijn vrouws censuur doet Voskuil niet veel meer dan navelstaren, aan zichzelf twijfelen en iedereen 'een kloot' vinden. Pas vanaf 1955 doen de dialoogvorm en de relativerende humor, die zo bepalend zijn voor de sfeer van Het bureau, hun intrede.
Voor de lezer is het doorzetten geblazen, net zoals de schriftuur voor de schrijver zelf kennelijk geen pretje moet zijn geweest. 'Mijn dagboek irriteert me mateloos', noteert Voskuil op 23 juni 1951. Maar de door de wol geverfde fan zal in de vingeroefeningen van de nog jonge auteur moeiteloos het getob en de misantropie herkennen die in het latere werk tot volle literaire wasdom zullen komen.
Van Oorschot, 688 blz., 45 €.
Bert Wagendorp
te/ep/24 s
Het interessantst aan het eerste deel van de dagboeken van J.J. 'Han' Voskuil (1926-2008), Bijna een man, dat loopt van de zomer van 1939 tot eind december 1955, is de verantwoording van de bezorgers, Jaap Blansjaar, Thomas van Grafhorst en Detlev van Heest.
Daarin beschrijft het drietal de geschiedenis van het dagboek en als het niet zo treurig was, zou je hartelijk moeten lachen om de slapstick die zich moet hebben afgespeeld tussen Voskuil en zijn echtgenote Lousje Voskuil-Harpers. Die is bij lezers van Het Bureau, de zevendelige romanserie waaraan Voskuil zijn faam dankt, beter bekend als 'Nicolien', een vrouw die haar leven inhoud geeft door zich af te zetten tegen haar echtgenoot, die volgens haar hun gezamenlijke principes heeft verraden door geld te gaan verdienen en ambitie te tonen.
Nicolien is een romanpersonage en Lousje Voskuil-Harpers is echt. Dat ze verleidelijk veel op elkaar lijken, komt doordat Voskuil zich in al zijn romans baseert op de schat- en voorraadkamer van zijn schrijverschap, de dagboeken die hij ruim zestig jaar bijhield. Toch moet je de hoofdpersonen uit de romans en die uit de dagboeken uit elkaar houden, inclusief de belangrijkste hoofdpersoon, Han Voskuil - Maarten Koning - zelf. De dagboeken vormen het ruwe materiaal waarmee de romans zorgvuldig zijn opgebouwd.
Dat blijkt als je dit eerste deel vergelijkt met wat Voskuil ermee heeft gedaan in Bij nader inzien. Soms zijn passages herkenbaar, maar bijna altijd zijn ze veranderd of ingekort. Opvallend is dat ontbrekende data in de dagboeken juist terugkomen in de roman - alsof Voskuil wat hij in Bij nader inzien had gebruikt uit de dagboeken heeft verwijderd.
Voskuil was een gedreven dagboekschrijver, die vanaf zijn 13de zijn belevenissen in schriften noteerde. Uiteindelijk resulteerde dat in 160 volle cahiers. De schriften die ongeveer de eerste dertig jaar van zijn leven bestrijken, tot halverwege de jaren vijftig, bracht Voskuil in de jaren tachtig naar een oud papier verwerkende fabriek in Noord-Holland. In ruil ontving hij toiletrollen, ook het voorland van zijn eigen schriften.
Gelukkig had hij zich, vóór de schriften in de papiermolen verdwenen, aan een herculische taak gezet: het overtikken van wat hij in de loop der jaren had geschreven. Daarbij selecteerde hij 'wat hij van belang vond' waarbij hij de woordelijke tekst 'grotendeels' volgde. Toen hij klaar was, lag er een pak papier van duizenden pagina's door de auteur geredigeerd typoscript. Dat gaf Voskuil ter lezing aan Lousje - een fataal besluit.
Want nadat ze alles had doorgeploegd, eiste de vrouw van de auteur dat Voskuil een groot aantal stukken uit het typoscript zou verwijderen en dat hij andere gedeelten zou aanpassen. Hij beschreef immers hun leven samen en daarom had ze, vond Lousje, zeggenschap over de inhoud. Het verzet van Voskuil was tevergeefs - geen verrassing voor lezers van Het Bureau, die zich jarenlang hebben vermaakt met de verhouding tussen de helleveeg en de pantoffelheld. Nu zette Lousje Voskuil zich aan een enorme klus. Ze ging het typoscript met de schaar in de hand te lijf en knipte de ongewenste gedeelten eruit, volgens de bezorgers ongeveer 5 procent van het totaal.
Dit tot Voskuils diepe droefenis - vele jaren later, na het overlijden van haar man in 2008, gaf Lousje toe dat ze zich had vergist en dat ze haar man met haar knipwerk 'veel verdriet' had gedaan. Er was één geluk bij een ongeluk: Voskuil had zich aanvankelijk voorgenomen óók de schriften van na 1955 te vernietigen, maar daar zag hij nu van af - het laatste restje verzet van een brave sukkel.
Omdat zij zich er na haar knipwerk van bewust was dat haar mogelijk censuur zou worden verweten, deed Lousje Voskuil de uitgeknipte fragmenten in een vuilniszak, die ze onder een logeerbed zette en die vervolgens werd vergeten. De vuilniszak vond een roemloos einde, evenals de illusie dat met nijver plak- en puzzelwerk de oorspronkelijke tekst nog zou kunnen worden hersteld. In 2010 of 2011 werd de zak door een ijverige werkster langs de gracht gezet en verdween hij in een vuilniswagen. Daarmee ging ook de door Lousje Voskuil verscheurde en in de vuilniszak gepropte correspondentie tussen de twee geliefden uit de jaren veertig verloren.
Dat was - uiteraard - na het enorme succes van Het Bureau, waarvoor haar man nadrukkelijk had geput uit de dagboeken. Of hij daarvoor de oorspronkelijke schriften gebruikte - Het Bureau begint in 1957 - of het door Lousje verknipte typoscript weten we niet, maar Voskuil had de schriften waarschijnlijk niet voor niets bewaard - overigens, om elk risico te vermijden, zonder dat zijn vrouw daarvan op de hoogte was.
Voskuil had in zijn testament bepaald dat, mocht hij zijn vrouw overleven, de dagboeken pas na 1 januari 2026 gepubliceerd mochten worden - honderd jaar na zijn geboorte. In het geval dat hij eerder zou sterven dan zijn echtgenote, legde hij een besluit over uitgave bij haar neer. In 2016 besloot Lousje, die dit jaar 96 jaar wordt, dat er weinig zielen meer over waren die door het dagboek konden worden gekwetst en ging zij akkoord met publicatie.
Maar dit is dus wat de lezer in dit eerste deel krijgt voorgeschoteld: een dagboek dat eerst bij de schrijver ervan door de molen is gegaan en dat daarna nog eens onder handen is genomen door diens vrouw. Het oordeel van de dagboekschrijver zelf over het resultaat was niet mals: alle sjeu was eruit geknipt.
Of dat zo is, is onmogelijk vast te stellen. De Voskuil die je uit dit deel leert kennen is een arrogante, onaangename jongeman, wiens zelfvoldaanheid je op zeker moment gaat tegenstaan. Je vraagt je af wat er met 'de sjeu' is verdwenen: een relativerende toon of iets wat het dagboek nog onleesbaarder zou hebben gemaakt. Of misschien helemaal niks, op een paar pikante onthullingen over inmiddels vergeten personages na.
De Voskuil uit dit eerste deel van de dagboeken kennen we ook uit de roman Bij nader inzien, uit 1963, zijn debuut. Dagboeken en roman lijken in zoverre op elkaar, dat de hoofdpersoon zich beweegt in een kring van doodsaaie intellectuele navelstaarders, die avond aan avond bij elkaar op de studentenkamer doorbrengen en alles 'mieters' vinden, maar die nu opeens onder hun eigen naam optreden: Frida Vogels (Henriette Fagel uit Bij nader inzien en Het Bureau, een van de weinige personages naast Lousje die nog in leven zijn), Suus Hoven (Rosalie Balmakers uit Binnen de huid), Jaap Oversteegen (Paul Dehoes uit Bij nader inzien).
Het is alsof ze met hun ware naam ook hun ware karakter hebben teruggekregen. De romanauteur Voskuil kon ze nog redden, maar in handen van de dagboekschrijver Voskuil worden het onuitstaanbare en in prietpraat gespecialiseerde ijdeltuiten - Voskuil spaart ook zichzelf in dat opzicht niet. Afgezien van wat er door hemzelf en daarna door zijn vrouw is verwijderd, laten de dagboeken de naakte waarheid zien en die is een stuk minder interessant dan de gemaakte waarheid van de roman.
Daarin is een schrijver aan het woord, die het oorspronkelijke, gortdroge materiaal van humor en relativering heeft voorzien en die ruimte maakte voor de ontwikkeling van verhaallijnen en personages. Met name in Het Bureau en Binnen de huid is een fictie-auteur aan het woord die grijnzend terugkijkt op zijn jeugd, op zijn eigen opgeblazen pretenties en die van zijn vrienden. Een schrijver die van zijn dagboeken literatuur heeft gemaakt.
Is de publicatie van Voskuils dagboeken daarmee een overbodig project? Niet per se. Bij de volgende delen hebben de samenstellers gebruik kunnen maken van de oude schriften en daarmee Lousje Voskuils censuur van het typoscript kunnen repareren. Dat belooft in elk geval meer leven in de brouwerij en, dat natuurlijk ook, inzicht in hoe Het Bureau zich verhoudt tot de werkelijkheid en wat Voskuil daarmee heeft gedaan.
Zeven dagboekdelen zullen er uiteindelijk bij uitgeverij Van Oorschot verschijnen, in een frequentie van twee per jaar.
Van Oorschot; 688 pagina's; € 45.
Bookarang
Dagboeken van de Nederlandse schrijver J.J. Voskuil (1897-1972) over de periode 1939-1955. Een zelfportret dat niet altijd sympathiek is. In de zomer van 1943 gaat hij werken op een boerderij, een jaar later ontmoet hij zijn vrouw Lousje en moet het gezin Voskuil in Den Haag de rest van de oorlog zien door te komen. Hij gaat studeren in Amsterdam, eerst economie en dan Nederlands en aan het eind van het boek zegt hij zijn baan op als leraar aan de Rijkskweekschool voor Onderwijzers in Groningen en heeft hij geen flauw idee wat de toekomst zal brengen. Intelligent geschreven. Voor een literaire lezersgroep. J.J. Voskuil (Breda, 1897 - Amsterdam, 1972) was onderwijzer, illustrator, kunstschilder en verzetsstrijder.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.